1. |
|
Boeknummer: 00318
Breda, de koorbanken van de Grote of Lieve Vrouwekerk. Misericordereeks.
Monumenten -- Grote of Onze-Lieve-Vrouwekerk Breda (1983) [J.A.J.M.Verspaandonk]
Breda, de koorbanken van de Grote of Lieve Vrouwekerk. Boek uit de Misericordereeks.
DE KERK Aan de Heren van Breda, de Bredase Nassau's dankt deze stad de Grote- of Lieve Vrouwekerk, na de St. Jan in ’s Hertogenbosch het fraaiste voorbeeld van de Brabantse gothiek in ons land. In 1410 lieten Engelbrecht I van Nassau en zijn vrouw Johanna van Polanen een begin maken met het koor. Het nieuwe gebouw moest een ander godshuis vervangen. Volgens een oor- konde uit 1269 was dit de eerste stenen kerk ter plaatse en was men in dat jaar bezig deze te bouwen. Omdat de stad reeds kort na 1116, toen de eerste Heer van Breda, Hendrik, optrad, een parochiekerk gekregen moet hebben, zullen aan deze oudste stenen kerk een of meer houten bouwsels voorafgegaan zijn. Vóór die tijd moesten de inwoners van Breda hun godsdienstplichten vervullen in Gilze, waar de enige parochiekerk stond die het Land van Breda rijk was. Een van de teksten die het jaar 1410 aangeeft voor het begin van de bouw van het koor, deelt ons ook mee, dat Engelbracht I en Johanna van Polanen resp. in 1442 en 1445 in de noordelijke koorzijbeuk begraven zijn. Hun grafmonument werd nog tijdens het leven van Engelbrecht, waarschijnlijk tussen 1440 en 1442, geplaatst tegen de wand van het koor. Dit houdt in, dat dit gedeelte van de kerk, de kapel van de Heren van Breda, en het koor rond 1440 gereed geweest zijn. Wellicht was dit ook het geval met de zuidelijke koorzijbeuk, het koor van de 'prochiaen' (de pastoor), waar het altaar stond waaraan deze de H. Mis opdroeg voor de gelovigen. Beide zijbeuken waren toen nog met een rechte muur afgesloten; pas tussen 1525 en 1536 werden zij rond het koor doorgetrokken tot een kooromgang. De rest van de kerk, het transept of dwarsschip, het schip en de zijbeuken zijn rond 1468 voltooid. In dat jaar begon men met de bouw van de toren, die in 1513 gereed kwam. Reeds voordien, in 1497, werd het kerkgebouw officieel ingewijd door de wijbisschop van Luik, tot welk bisdom Breda behoorde. De activiteiten aan de bouw van diverse kapellen en aan de overwelving van allerlei onderdelen gingen door tot tegen het midden van de 16de eeuw. Met de bouw van een kerk waren in de middeleeuwen meestal tientallen jaren gemoeid. Omdat de nieuwe kerk vaak een oudere, die tevens kleiner was, op dezelfde plaats moest vervangen en omdat de godsdienstoefeningen moesten doorgaan, begon men met de nieuwbouw op enige afstand van de bestaande kerk, soms bouwde men er zelfs omheen. Naarmate men vorderde, nam men delen van het nieuwe gebouw in gebruik en werd het oude geleidelijk afgebroken. Ook in Breda zal het zo gegaan zijn. Dit blijkt niet alleen uit de oprichting van het grafmonument voor Engelbrecht I en zijn vrouw en hun begrafenis, maar ook uit de plaatsing van het koorgestoelte. Naar de kleding der figuren moet dit nl. gedateerd worden rond 1440 - 1445. Het Kapittel dat in deze koorbanken zijn getijde zong, was in 1303 gesticht door Heer Jacob, pastoor van Gilze en deken van Hilvarenbeek. Bij testament schonk hij de goederen waarvan de inkomsten moesten dienen voor het onderhoud van de kanunniken. Hij stelde hun aantal vast op acht (later zou dit op dertien gebracht worden) en maakte bepalingen over de samenstelling van het college en de diensten die het moest verrichten. Reeds in datzelfde jaar werd de stichting bekrachtigd door de bisschop van Luik en de Heer van Breda. Na de verovering van Breda door Frederik Hendrik, in 1637, werd het kapittel opgeheven. Zijn inkomsten en goederen werden gevoegd bij de domeinen van de Heer van Breda. Voordat wij overgaan tot de beschrijving van de koorbanken eerst nog iets over de lotgevallen van de stad Breda en de kerk. Op 22 augustus 1566 vond in Breda een beelden- storm plaats die 'donderdach ende nog twee dagen en nachten' duurde. De aanstokers kwamen uit Antwerpen, waar zij twee dagen tevoren hadden huisgehouden, en het stadsbestuur was machteloos. Natuurlijk moest ook het koorgestoelte het ontgelden. Vrijwel alle misericorden en ook de voorstellingen op de wangen zijn geschonden, waarbij men het vooral gemunt had op de gezichten en de handen. De knoppen of handsteunen op de leuningen, die het gemakkelijkst te bereiken waren, zijn zo deerlijk gehavend, dat men ze later heeft moeten verwijderen. Mét de rijk bewerkte dorsalen, de hoge wanden achter de zetels, zullen toen ook de twee wangen die de bovenste rijen aan de kant van het schip afsloten, verloren gegaan zijn. In de periode van 1577 tot 1637 heeft tot vijfmaal toe een wisseling van de macht plaats gevonden, waarbij de kerk beurtelings in handen van de hervormden en van de katholieken kwam. Wij vatten dit samen in enige jaartallen. 1577 Willem van Oranje verovert Breda; in februari 1581 wordt de kerk aan de hervormden toegewezen. 1581 Op 28 juni herovert Parma de stad; herstel van het katholicisme. 1590 Door de list met het turfschip krijgt Maurits Breda in handen. 1625 Spinola verovert Breda op Justinus van Nassau; kort hierna restauratiewerken aan de koorbanken. 1637 Frederik Hendrik brengt de stad definitief onder de macht van de Republiek. Bij de grote restauratie van de kerk, waartoe in 1900 besloten werd en die van 1904 tot 1968 heeft geduurd, heeft men in de jaren 1933 - 1936 ook de koorbanken hersteld. Bij de beschrijving ervan komen wij hierop nog terug.
Buijten & Schipperheyn Amsterdam en Repro Holland Alphen aan de Rijn; 
|
|