![]() |
![]() |
HEEMKUNDEKRING
|
![]() |
![]() |
Heemkundekring 'Op de Beek' → Beeldbank Bibliotheek → Zoekresultaat |
Aantal gevonden publicaties : 2 (uit: 659)
|
||
|
Klik op publicatie voor vergroting en meer informatie
1. |
![]() |
Boeknummer: 00049
Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962 Historie -- Archieven (o.a. Gemeente Prinsenbeek) (1996) [A.A.A. van Peer] Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962 Uitgave: Gemeente Prinsenbeek Prinsenbeek 1996 (met aanvulling 1998) A. Inleiding. A.l Algemeen. In het kader van de opleiding Voortgezette Vorming Archiefbeheer (V.V.A.) heeft de samensteller van deze archiefinventaris gedurende de periode september 1993/september 1994 een onderzoek en inventarisatie gedaan van het archief van de gemeente Prinsenbeek over de periode 1942-1962. Het archief van de. gemeente Prinsenbeek vangt aan op 1 januari 1942, zodoende betreft het hier de eerste archiefinventaris van het gemeente- lijk archief. De periode 1942-1962, van de archivalia beschreven in deze inventaris, werd gekenmerkt door herstel en opbouw na de oorlogsjaren. Prinsenbeek is een duidelijk voorbeeld van een typische plattelandsgemeente in de Baronie van Breda, die in de jaren zestig en zeventig snel uitgroeide tot een forensengemeente van formaat. De gemeente telde op 1 januari 1942 3.688 inwoners, op 31 december 1962 was het aantal inwoners gegroeid tot 5.073 Onderstaand treft u in het kort de geschiedenis van het gemeentelijk orgaan aan. Er is een zeer globale beschrijving gemaakt van de voornaam- ste ontwikkelingen in de voornoemde periode, die op generlei wijze pretendeert volledig te zijn. Voor een uitgebreide beschrijving betreffende de geschiedenis van de gemeente in z'n algemeenheid wordt verwezen naar hoofdstuk C. van de inhoudsopgave: Lijst van geraadpleegde bronnen, personen en dankwoord. A.2 Ontstaan van de gemeente. De gemeente Prinsenbeek- is ontstaan door opheffing van de gemeente Princenhage met ingang van 1 januari 1942. Aan deze opheffing zijn heel wat jaren van strijd vooraf gegaan tussen de gemeente Breda en haar buurgemeenten. Nadat Breda in 1863 haar status van vestingstad kwijt was, ondernam zij meteen een eerste poging tot vergroting van haar grondgebied. Deze poging mislukte echter, evenals de pogingen van 1899 en 1921. In 1927 behaalde het Bredase stadsbestuur zijn eerste succes. Op 1 mei van dat jaar werd de Wet tot uitbreiding van de gemeente Breda met gedeelten van de gemeenten Teteringen, Ginneken en Bavel en Princenhage van kracht. In de periode 1937/1941 passeerden verschillende plannen en opties de revue, sommige zeer vergaand van opzet. Door steeds weer fel protest van de Bredase buurgemeenten kon men de boot steeds weer afhouden. klik op de pijlpunt links voor de volledige inleidingIn juli 1941 kwam er echter een gematigder plan ter tafel. Voor de gemeente Princenhage hield dit in dat het zuidelijk gedeelte van haar grondgebied bij de gemeente Breda zou worden gevoegd en dat het resterende noordelijk gedeelte een zelfstandige gemeente zou gaan vormen. Bij beschikking van de Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandse Zaken, mr. dr. K. J. Frederiks, van 23 december 1941, nummer 42483 B.B. (Bureau Staats- en Administratief Recht) werd/definitief besloten tot wijziging van de grenzen van de gemeenten Breda en Teterin- gen, opheffing van de gemeenten Princenhage en Ginneken c.a. en vorming van de nieuwe gemeente Beek Noord-Brabant en Nieuw-Ginneken. De naam van de nieuwe gemeente was Beek Noord-Brabant omdat Beek het enige kerkdorp binnen de (op te heffen), gemeente Princenhage was, dat lag in het noordelijk gedeelte dat zelfstandig zou blijven. De toevoeging Noord-Brabant aan de naam van de nieuwe gemeente gaf al aan, dat men duidelijk onderscheid wilde maken tussen andere plaatsen in Nederland die met Beek werden aangeduid (o.a. in Gelderland en Limburg). Toch veroorzaakte de naam herhaaldelijk verwarring en kwam post op het verkeerde adres aan. Met ingang van 1951 werd dan ook besloten de naam van de gemeente te veranderen in Prinsenbeek. Deze naam herinnert aan het feit dat het dorp Beek eeuwenlang behoorde tot de gemeente Princenhage, die een heerlijkheid was van de prinsen van Oranje. A.3 Bestuur. Burgemeester. In de periode 1942-1962 heeft de gemeente Prinsenbeek twee burgemeesters gekend. De eerste burgemeester was Jacobus Sterkens, voorheen gemeente- secretaris van de gemeente Princenhage. Door zijn, passieve houding ten opzichte van de Duitse bezettingsautoriteiten werd aan hem op 9 januari 1946 met onmiddellijke ingang eervol ontslag verleend. Burgemeester Sterkens diende een bezwaarschrift in en na een langdurige procedure trok de minister van Binnenlandse Zaken in 1952 de ontslagbeschikking in en kende aan burgemeester Sterkens met ingang van 1 januari 1948 een wachtgeld toe. Zijn officiële ambtstermijn als burgemeester eindigde namelijk met ingang van 1 januari 1948. Doordat aan burgemeester Sterkens ontslag was verleend, benoemde de waarnemend Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Brabant, een waarnemend burgemeester en wel de heer P.J.A. Baetens. Bij Koninklijk Besluit van 14 april 1947, nummer 1, werd de heer Baetens, met ingang van l mei 1947 officieel benoemd tot burgemeester. Bijzonder aan deze geschiedenis is dat de gemeente Prinsenbeek in de periode 12 juni 1945 - 1 januari 1948 achteraf officieel twee burgemees- ters had. Omdat er niet daadwerkelijk twee burgemeesters in functie waren, heeft dit voor de archiefvorming geen gevolgen gehad. College van burgemeester en wethouders en gemeenteraad. Bij het instellen van de gemeente Beek Noord-Brabant in 1942 ging Nederland gebukt onder een zwaar Duits bezettingsregiem. Omdat bovendien op 5 juli 1941 in het Verordeningenblad voor het bezette Nederlandsche gebied, verordening 120 was afgekondigd, waarin rijkscommissaris Seyss-Inquart de parlementaire partijen ontbond, werd in één klap de -democratische basis van onder andere het lokale bestuur weggenomen. Voor de nieuwe gemeente betekende dit, dat zij de eerste jaren van haar bestaan geen 'volwaardig' bestuur kende. Tijdens de oorlogsjaren vertegenwoordigde burgemeester J. Sterkens het gemeentebestuur. Om zijn taak enigszins te verlichten verzocht hij de Commissaris der provincie toestemming tot het benoemen van een wethouder. Na verkregen toestemming benoemde burgemeester Sterkens bij zijn besluit van 27 maart 1942 de heer J. Bastiaansen tot wethouder. Pas op 31 juli 1945 kwam er voor de eerste keer een voorlopige gemeenteraad bij elkaar. Deze raad was samengesteld op grond van het Besluit tijdelijke voorziening Gemeenteraden en zij moest een afspiegeling zijn van de voornaamste geestelijke en maatschappelijke stromingen binnen de gemeente. De te benoemen raadsleden moesten bovendien vrij zijn van oorlogssmetten. Plaatselijke kiescolleges moesten aan de burgemeester kandidaten- voordragen. Deze kiescolleges werden benoemd door de commissaris van de koningin op aanbeveling van de burgemeester, die daarbij geholpen werd door enkele vertrouwensmannen. Op 23 juni 1945 werd het Beekse kiescollege, dat uit 33 personen bestond benoemd. Op 9 juli 1945 stelde het kiescollege een kandidatenlijst van 16 personen samen en benoemde waarnemend burgemeester Baetens elf personen tot lid van de voorlopige raad. Als eerste naoorlogse wethouders werden aangewezen de heren J. van Baal en J.C. Biemans. Op 26 juli 1946 vonden er weer normale raadsverkiezingen plaats, waarmee de democratie weer in ere werd hersteld. Onderstaand volgt een chronologisch overzicht, van de samenstelling van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in de periode 1942-1962. College van burgemeester en wethouders: Wethouders: 1942: J. Bastiaansen; 1945: J. van Baal en J.C. Biemans; 1946: J. van Baal en J.C. Biemans; 1949: J. van Baal en J.C. Biemans: 1953: J. van Baal en M.L. van Rosmeulen; 1958: M.L. van Rosmeulen en M.C. van der Westen 1962: A.J. Dikmans en M.C. van der Westen. N.B.: In de periode 1942-1945 fungeerde burgemeester J. Sterkens als voorzitter van het college van burgemeester en wethouders en vanaf 1946 burgemeester P.J.A. Baetens Gemeenteraad: 1946; J.A. Aarts, J. van Baal, J. van Baal, J.C. Biemans, P. de Graaf, M.J. Hennekam, J.J. Huijben, W.M. Maas, H. Smits, W. Pellis en A.A. van der Veeken; 1946: J.A. Aarts, J. van Baal, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, W.M. Maas, W. Pellis, A. Romme, A.A. van der Veeken en P. de Vooght; 1949: J.A. Aarts, J. van Baal, W. Baremans, J. Bastiaansen, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, A. Romme, M.L. van Rosmeulen en H. Weterings; 1953: J.A. Aarts, J. van Baal, W. Baremans, J. Bastiaansen, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, M.L. van Rosmeulen, G.L. Smits en M.C. van der Westen; 1958: J.A. Aarts, W. Baremans, P. Biemans, A.J. Dikmans, J,J. Huijben, A.J.C. Hurks, J.R.A. Jansen, H.J.P. Lotstra, M.L. van Rosmeulen, P. de Vooght en M.C. van der Westen; 1962: J.A. Aarts, C.W. Biemans, P. Biemans, J.P. Boot, A.J. Dikmans, P. Farla, J.J.Huijben, A.J.C. Hurks, J.R.A. Jansen, J.A. Lockx en M.C. van der Westen. A.4 Ambtenarenkorps. De gemeente-secretarie van de gemeente Prinsenbeek was in de periode 1942-1962, zoals bij zoveel kleine plattelandsgemeenten in die tijd, klein van opzet. Bij het ontstaan van de gemeente in 1942, werkten er op het gemeentehuis slechts een vijftal ambtenaren in de binnendienst (inclusief secretaris) en 4 in de buitendienst. Gedurende lange tijd kwam hierin maar weinig verandering, want in 1952 was er alleen bij de buitendienst een tweetal ambtenaren bijgekomen. Het aantal ambtenaren zowel in de binnen- als buitendienst nam toe tot een tiental personen in 1962. De gemeente-secretarie kende geen afdelingsvorming. Iedere ambtenaar had zijn/haar eigen taakgebied onder directe verantwoordelijkheid van de gemeente-secretaris. Aan het hoofd van het ambtenarenkorps stonden in de periode 1942-1962 achtereenvolgens J. Sterkens (tevens burgemeester), P.J.A. Baetens (tevens burgemeester), H.A. Huijbrechts en P.P.A. van Hal. A.5 Gemeentehuis. De gemeente Prinsenbeek verkeerde van 1942 tot 1969 in de merkwaardige situatie, dat het gemeentehuis buiten de gemeentegrenzen stond. Het oude raadhuis van de opgeheven gemeente Princenhage werd immers in 1942 in gebruik genomen als gemeentehuis voor de nieuw gevormde gemeente Beek Noord-Brabant. Het was de bedoeling spoedig te verhuizen naar het eigen grondgebied. Door de oorlogsomstandigheden en later de wederopbouwproble- matiek kwam daarin echter niet zo snel verandering. Later werden er wel plannen gemaakt, maar tot daadwerkelijke uitvoering is het telkens niet gekomen. Aan deze bezwaarlijke situatie kwam pas een definitief einde toen de oude pastorie aan de Markt te Prinsenbeek werd aangekocht en in 1969 in gebruik werd genomen als gemeentehuis. Omdat de afstand Prinsenbeek/Princenhage voor veel inwoners te ver was, besloot men wel in 1960 een dependance voor Openbare Werken en Bouw- en Woningtoezicht te openen in een pand gelegen aan het Kruispad 11. Deze dependance zou in gebruik blijven tot 7 september 1963, toen er een hulpsecretarie werd geopend in het woonhuis van een voormalige boerderij gelegen aan de Groenstraat 59. De inwoners konden toen eindelijk, al was het dan beperkt, in hun eigen woonplaats terecht voor gemeentezaken. Gemeente Breda;  |
2. |
![]() |
Boeknummer: 00050
Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962 Historie -- Archieven (o.a. Gemeente Prinsenbeek) (1996) [A.A.A. van Peer] Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962 Uitgave: Gemeente Prinsenbeek Prinsenbeek 1996 (met aanvulling 1998) A. Inleiding. A.l Algemeen. In het kader van de opleiding Voortgezette Vorming Archiefbeheer (V.V.A.) heeft de samensteller van deze archiefinventaris gedurende de periode september 1993/september 1994 een onderzoek en inventarisatie gedaan van het archief van de gemeente Prinsenbeek over de periode 1942-1962. Het archief van de. gemeente Prinsenbeek vangt aan op 1 januari 1942, zodoende betreft het hier de eerste archiefinventaris van het gemeente- lijk archief. De periode 1942-1962, van de archivalia beschreven in deze inventaris, werd gekenmerkt door herstel en opbouw na de oorlogsjaren. Prinsenbeek is een duidelijk voorbeeld van een typische plattelandsgemeente in de Baronie van Breda, die in de jaren zestig en zeventig snel uitgroeide tot een forensengemeente van formaat. De gemeente telde op 1 januari 1942 3.688 inwoners, op 31 december 1962 was het aantal inwoners gegroeid tot 5.073 Onderstaand treft u in het kort de geschiedenis van het gemeentelijk orgaan aan. Er is een zeer globale beschrijving gemaakt van de voornaam- ste ontwikkelingen in de voornoemde periode, die op generlei wijze pretendeert volledig te zijn. Voor een uitgebreide beschrijving betreffende de geschiedenis van de gemeente in z'n algemeenheid wordt verwezen naar hoofdstuk C. van de inhoudsopgave: Lijst van geraadpleegde bronnen, personen en dankwoord. A.2 Ontstaan van de gemeente. De gemeente Prinsenbeek- is ontstaan door opheffing van de gemeente Princenhage met ingang van 1 januari 1942. Aan deze opheffing zijn heel wat jaren van strijd vooraf gegaan tussen de gemeente Breda en haar buurgemeenten. Nadat Breda in 1863 haar status van vestingstad kwijt was, ondernam zij meteen een eerste poging tot vergroting van haar grondgebied. Deze poging mislukte echter, evenals de pogingen van 1899 en 1921. In 1927 behaalde het Bredase stadsbestuur zijn eerste succes. Op 1 mei van dat jaar werd de Wet tot uitbreiding van de gemeente Breda met gedeelten van de gemeenten Teteringen, Ginneken en Bavel en Princenhage van kracht. In de periode 1937/1941 passeerden verschillende plannen en opties de revue, sommige zeer vergaand van opzet. Door steeds weer fel protest van de Bredase buurgemeenten kon men de boot steeds weer afhouden. klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding Gemeente Breda;  |