HEEMKUNDEKRING
OP DE BEEK
PRINSENBEEK

Beeldbank Bibliotheek

   
 

Heemkundekring 'Op de Beek' Beeldbank Bibliotheek Zoekresultaat

Aantal gevonden publicaties : 310   (uit: 667)

Getoond wordt publicatie : 1 t/m 30


Uitgebreid zoeken
Gesorteerd op:  Boeknummer

Zoekresultaat verdeeld over 11 pagina's, met elk (max.) 30 publicaties:

1   2   3   4   5   6   7   8   9   10       Volgende       Eind

of direct naar pagina: 

Klik op publicatie voor vergroting en meer informatie

1. Boeknummer: 00001  
Historische Atlas Noord-Brabant
Historie -- Brabant, algemeen           (1989)    [G.L. Wieberdink]
Historische Atlas Noord-Brabant.
Chromotopische kaart des Rijks 1:25.000

Inleiding
De in dit boek gebundelde kaarten zijn herdrukken van de Chromotopografische kaart des Rijks op
schaal 1 : 25.000. Naar de projectiemethode* die ervoor gebruikt is worden zij ook wel 'Bonnebladen'
genoemd. Deze topografische kaarten werden tussen 1866 en 1951 door het Topografisch Bureau van het
leger gepubliceerd. Gedurende deze periode werden zij meerdere malen herzien en herdrukt. Getracht is om
van de provincie Noord-Brabant die kaarten te reproduceren die ongeveer in dezelfde tijd verkend of
herzien zijn, dat wil zeggen in de jaren tussen 1891 en 1920. De atlas geeft dus een beeld van de provincie
in de laatste jaren van de negentiende en de eerste twee decennia van de twintigste eeuw. Op de meeste
kaarten zijn de jaren van verkenning en eventuele herziening aangegeven. Soms is het jaartal van herziening
echter niet vermeld. Voor zover die te achterhalen waren, zijn de juiste dateringen van de afgebeelde
kaarten in het aanhangsel te vinden. De met een * gemerkte woorden worden uitgelegd in een woordenlijst
(hoofdstuk IV).
De meeste bladen komen uit het archief van de Topografische Dienst, dat berust bij het Algemeen
Rijksarchief in ’s Gravenhage. De nummers 549, 551, 553, 567, 587, 588, 590, 605, 607, 608, 643 en
685 zijn afkomstig uit de kaartenverzameling van het Geografische Instituut van de Rijksuniversiteit
Utrecht; de bladen 586, 606, 610, 641 en 737 komen uit de Universiteitsbibliotheek van de Universiteit
van Amsterdam. De dank van de samensteller gaat uit naar de beheerders van deze verzamelingen, CJ.
Zandvliet en R. Haubourdin van het Algemeen Rijksarchief, J. Wemer van de Universiteit van Amsterdam
en R.P. Oddens van de Rijksuniversiteit Utrecht. Verder is dank verschuldigd aan P. Nugter voor zijn
bruikbare adviezen.

Robas Producties;  
 

2. Boeknummer: 00002  
Brabant Ongemonteerd Manifest 2050.
Historie -- Brabant, algemeen           (1997)    [Redactie Hans Broess, Claire Grijzen]
Brabant Ongemonteerd Manifest 2050. Essays, statements en toelichting. Driedelig in cassette.

Inleiding
Brabant Ongemonteerd is het basisdocument waarop het Manifest 2050 gebouwd is. De tien auteurs hebben in de vorm van korte essays
inclusief verwijzing naar wetenschappelijke bronnen, ieder vanuit het eigen standpunt de Brabantse toekomst belicht.
Er is geen bovengeschikt gemeenschappelijk standpunt. In de geïndividualiseerde samenleving van vandaag schitteren duizenden
informatiebronnen als sterren aan de hemel. iedereen heeft gelijk. Niemand weet hoe het verder moet. Dus sturen in het donker?
Nee. Er blijft ons niets anders over dan in te loggen op dat hemelse netwerk (G. Komrij: niet te geloven”). Dat is wat voorligt.
Tien sterren die hun licht over Brabant laten stralen, ieder met zijn eigen plek aan het firmament, ieder met zijn eigen schaduw op aarde.
De positie van Brabant Ongemonteerd’ in de reeks van Tien Statements van de toekomst - Brabant op Tafel - De Toelichting op het
manifest, bestaande uit Positie en rol van Brabant Eigen identiteit van Brabant en Duurzaamheid in de praktijk en last but not least
‘Brabant Ongemonteerd’ wordt bepaald door het concept van ‘de omgekeerde plot’.
De tien statements zijn de steen in het water, Brabant op Tafel is de eerste cirkel, de Toelichting de tweede en Brabant Ongemonteerd
de derde en wijdste. Elk element is op zichzelf leesbaar als geheel. Voor het totale informatiepakket van het Manifest 2050 hebben
Hans Broess en Claire Grijzen de redactie gevoerd, aan de - alfabetisch gerangschikte - essays van de tien auteurs hebben zij echter geen letter veranderd.

13 october 1997.

 ;  
 

3. Boeknummer: 00005  
Beschryving van Breda
Historie -- Breda, algemeen           (onbekend)    [Thomas Ernst van Goor]
Beschrijving der Stadt en Lande Breda. Facsimile-uitgave naar 1744

O P D R A G T
VIANDEN, DIETZ, SPIEGELBERG, BUREN EN LEERDAM;
MARQUIS VAN VERE EN VLISSINGEN;
HEER EN BARON VAN BREDA, BEILSTEIN, DER STADT GRAVE EN LANDE VAN KUYCK,
LIESVELDT, DIEST, GRIMBERGEN, HERSTAL, KRANENDONK, WARNETON, ARLAY, NOSEROY,
St. VITH, DAESBURG, POLANEN, WILLEMSTADT, NIERVAERT, YSSELSTEIN, BREDEVOORT, STEEN-
BERGEN, St. MARTENSDYCK, GEERTRUYDENBERG, TURNHOUT, SEVENBERGEN, DE HOOGE
EN LAAGE ZWALUWEN, NAALDWYCK; HEER VAN AMELANDT; EREBURG GRAAF VAN ANTWERPEN,
EN BESANCON; ERFMARSCHALK VAN HOLLANDT; STADHOUDER, KAPITEIN, EN ADMIRAEL GENE-
RAEL VAN GELDERLANDT, EN HET GRAAFSCHAP ZUTPHEN;
ERFSTADHOUDER EN KAPITEIN GENERAEL VAN VRIESLANDT;
STADHOUDER EN KAPITEIN GENERAEL VAN GRONINGEN, DE OMLANDEN, EN VAN 'T
LANDSCHAP DRENTHE;
MITS GADERS RIDDER VAN DEN KOUSSEBANDT.
ENZ. ENZ. ENZ.

DOORLUCHTIGSTE VORST,
De natuurlycke zucht en neyging, welke den Mensch als ingeschapen is, tot zyn Geboorte-plaats, is door de ondervinding van een reeks
van Eeuwen genoegzaam bewaerheid geworden. Dus hoorde men den beroemden Dichter Ovidiusus in zynen tyd al opzingen:
Neftio, gua natale solum dulcedine cunttos Ducit, & immemores non sinit esse sui,
Dat is:
Ik weet niet , door wat zucht de Mensch graag wordt bezeten, Tot zyn Geboorte-plaats, en die nooyt kan vergeten,
Door deze Neyging zyn zoo veele brave Mannen opgeweckt en aangemoedigt geweest, om de handt aan de ploeg te slaan, en de Landen, Steden, en
Plaatzen, alwaar zy eerst het licht zagen, met hunne pennen te vereeuwigen.
Deze Neyging heeft my insgelyks, reeds in myne jeugt, al aangeport, om myne Landsgenooten ten nutte te zyn, en alles optezoeken en te verzamelen,
wat eenigzints tot opheldering der Oudheden en Geschiedeniffen myner Vaderstadt, welke als in eene diepe duyfternis bedolven lagen, zoude mogen strecken.
Dit Werk, in diervoegen door my by de handt genomen, is van tyd tot tyd uytgebreid geworden, en gestadig, als een sneeuwbal , voortrollende, eyndelyk
in dien staat gebracht, waar in ik tans de vryhheid neme, ’t zelve op het aldernedrigste UWE HOOGHEID aantebieden.
En waarlyk, DOORLUCHTIGSTE VORST, aan wien anders zoude ik het konnen of mogen opdragen, dan aan UWE HOOGHEID, op Wiens grondt het als een tedere
plant is opgekweekt, en onder Wiens gunstige bescherming het alleen zyn volkomen wasdom kan erlangen.
In deze bladeren zal UWE HOOGHEID konnen zien de Beschryving eener Stadt, die wegens haare hooge Oudheid, aangename gelegentheid, en
’t groote deel, ’t gene zy, door haare byzondere Lotgevallen, in de Geschiedenissen dezes Lands heeft gehadt, ten hoogsten is vermaart geworden:
Eener Stadt, die zich beroemen kan, dat door het geluckig Huwelyk van deszelfs Erfdochter Johanna van Polanen met Graaf Engelbrecht,
het Doorluchtigst Huys van NASSAU zich in deze Landen heeft nedergezet, en aldus een gezegent middel in Gods handt is geworden , om dezelve
van Gewetens-dwang en Slavernye te verlossen: Eener Stadt, zeg ik , welke, door haare beproefde trouwe, en onwrikbaar aankleven aan den dienst
van deszelfs Baanderheeren, altyt heeft uytgeblonken: Gelyck ook alle de Gunsten, en Voorrechten haar deswegen, door de gemelde Heeren, van tyd
tot tyd gracieuselyk verleent, zulks overbodig te kennen geven; en waar van UWE HOOGHEID zelf, ten tyde van Deszelfs plechtige en heuchelyke
Inhuldiging, genoegzameblycken heeft gezien, hebbende UWE HOOGHEID doenmaals veel meer bezit genomen van de harten Uwer getrouwe Onderzaten,
dan van Deszelfs zoo aanzienelyk Erfdeel.
Het behage dan UWE HOOGHEID deze myne Beschryving Der Stadt en Lande van Breda met een gunstig oog te bestralen. De Edelmoedigheid, welke te gelyckmet
alkandere Vorftelycke deugden en hoedanigheden, in zoo een ruymen maate, in UWE HOOGHEID uytfchittert, geeft my daar een welgegronde hoope toe;
en dan zal mynen arbeid, die ik daar aan heb te koste geleid, ryckelyk vergolden wezen.
Leef lang, DOORLUCHTIGSTE VORST, tot heil en welstant Uwer Onderzaten! Hunne oogen zyn alleen op UWE HOOGHEID geslagen, en zy verwachten onder
UWE HOOGHEIDS geluckige Regeering alle bedenkelycke zegeningen.
Leef lang met Uwe Koninglycke Egtgenoot! De Algenoegzame vervulle Uwer harten wensch, en doe UWE HOOGHEDEN zien een reeks van Mannelycke Naazaten,
door welke het Doorluchtigst Huys van NASSAU moge werden uytgebreid en bestendig gemaakt tot in latere Eeuwen!
Ick ben met het alderdiepste ontzag en schuldige eerbiedt
DOORLUCHTIGSTE VORST,

UWE HOOGHEIDS

Onderdanigse en gehoorzaamste
Dienaar,
Thomas Ernst van Goor.

Breda den 3 April 1744

 

4. Boeknummer: 00008  
Ach Lieve Tijd. 700 jaar West-Brabant en de Westbrabanders. Dl 1-19 incl. register. Losse nrs in linnen band
Historie -- Brabant, algemeen           (1994-1996)    [Redactie Hermien de Bruijn-Franken e.a.]
Woord vooraf
Cultuur vormt het cement in onze samenleving. Cultuur deelname versterkt de maatschappelijke samenhang. Deze
functie van cultuur neemt in belang toe als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen. Cultuur, in de brede
betekenis van het woord, is even onmisbaar voor een samenleving als bijvoorbeeld een wegennet. Het is de uit-
drukking van onze waarden, die gebaseerd zijn op onze voorgeschiedenis en mede vorm geven aan de toekomst.
Daarom is de bevordering van geschiedschrijving en geschiedbeoefening een belangrijk onderdeel van het cul-
tuurbeleid in Noord-Brabant.
Een beeld van de Noordbrabantse samenleving tot veertig jaar geleden is geschetst in een driedelig boekwerk met
de titel 'Het nieuwe Brabant' dat in 1952, met steun van de provincie werd uitgebracht. Hierin wordt de ontwikkeling
beschreven van Brabant tot aan het begin van de jaren vijftig. De geschiedschrijving heeft zich methodisch sterk
ontwikkeld sinds de jaren vijftig. Bovendien zijn er inmiddels decennia verstreken waarin de Brabantse samenleving
ingrijpend is veranderd. De herdenking van het tweehonderdjarig bestaan van Noord-Brabant als onafhankelijke
provincie in 1996 was daarom een uitgelezen aangrijpingspunt voor een actuele geschiedschrijving over de afgelo-
pen tweehonderd jaar. Het provinciebestuur van Noord-Brabant is er trots op dat deze nieuwe publikatie nu tot
stand is gekomen. Waardering gaat uit naar het werk van de zesendertig auteurs die onder de bezielende leiding van
eindredacteur professor dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt de opdracht tot een goed einde hebben gebracht. Waar-
dering ook voor het bestuur van de Stichting Geschiedschrijving Noord-Brabant voor het tot standbrengen van
het werk en de uitgever voor de inbreng van zijn expertise.
In reactie op de ontzuiling, de secularisering en de globalisering van de samenleving is de belangstelling voor de
directe leefomgeving en de geschiedenis van de eigen provincie groot. De Raad voor Welzijn, Onderwijs en Cul-
tuur voor Noord-Brabant roept op aandacht te geven aan de eigen identiteit binnen onze provincie: 'Er mag weer
gesproken worden over identiteit; sterker nog: het mag niet alleen maar het gebeurt ook'. Een eigen, steeds evolu-
erende, culturele identiteit is van belang omdat mensen zich moeten kunnen hechten aan zaken die voor hen van
waarde zijn. In een veranderende samenleving is de beleving van cultuur geen statisch maar een dynamisch proces
waarbij openheid en toegankelijkheid voor veranderingen essentiële vereisten zijn. Die benodigde openheid wordt
bevorderd door kennis van en liefde voor de cultuur en de eigen culturele basis. Vanuit die basis kan een vruchtbare
interactie plaatsvinden met nieuwe cultuurvormen.
Het standaardwerk over de geschiedenis van Noord-Brabant dat thans voor u ligt draagt bij aan de kennisver-
meerdering van de regionale geschiedenis in onze provincie en verstevigt daarmee het grondvlak voor cultuurbeleid
in de komende tijd. De provincie Noord-Brabant heeft daarom met het oog op de toekomst de totstandkoming
bevorderd van deze terugblik in het verleden.
De Commissaris van de Koningin in de provincie Noord-Brabant,

Mr. F.J.M. Houben.

Waanders Uitgevers Zwolle i.s.m. Museum Het Markiezenhof en Archieven in West-Brabant.;  
 

5. Boeknummer: 00009  
Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 1. 1796-1890 Traditie en modernisering
Historie -- Brabant, algemeen           (1996)    [prof.dr. H.F.J.M. v.d. Eeerenbeemt]
Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 1. 1796-1890 Traditie en modernisering

Woord vooraf
Cultuur vormt het cement in onze samenleving. Cultuur deelname versterkt de maatschappelijke samenhang. Deze
functie van cultuur neemt in belang toe als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen. Cultuur, in de brede
betekenis van het woord, is even onmisbaar voor een samenleving als bijvoorbeeld een wegennet. Het is de uit-
drukking van onze waarden, die gebaseerd zijn op onze voorgeschiedenis en mede vorm geven aan de toekomst.
Daarom is de bevordering van geschiedschrijving en geschiedbeoefening een belangrijk onderdeel van het cul-
tuurbeleid in Noord-Brabant.
Een beeld van de Noordbrabantse samenleving tot veertig jaar geleden is geschetst in een driedelig boekwerk met
de titel 'Het nieuwe Brabant' dat in 1952, met steun van de provincie werd uitgebracht. Hierin wordt de ontwikkeling
beschreven van Brabant tot aan het begin van de jaren vijftig. De geschiedschrijving heeft zich methodisch sterk
ontwikkeld sinds de jaren vijftig. Bovendien zijn er inmiddels decennia verstreken waarin de Brabantse samenleving
ingrijpend is veranderd. De herdenking van het tweehonderdjarig bestaan van Noord-Brabant als onafhankelijke
provincie in 1996 was daarom een uitgelezen aangrijpingspunt voor een actuele geschiedschrijving over de afgelo-
pen tweehonderd jaar. Het provinciebestuur van Noord-Brabant is er trots op dat deze nieuwe publikatie nu tot
stand is gekomen. Waardering gaat uit naar het werk van de zesendertig auteurs die onder de bezielende leiding van
eindredacteur professor dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt de opdracht tot een goed einde hebben gebracht. Waar-
dering ook voor het bestuur van de Stichting Geschiedschrijving Noord-Brabant voor het totstandbrengen van
het werk en de uitgever voor de inbreng van zijn expertise.
In reactie op de ontzuiling, de secularisering en de globalisering van de samenleving is de belangstelling voor de
directe leefomgeving en de geschiedenis van de eigen provincie groot. De Raad voor Welzijn, Onderwijs en Cul-
tuur voor Noord-Brabant roept op aandacht te geven aan de eigen identiteit binnen onze provincie: “Er mag weer
gesproken worden over identiteit; sterker nog: het mag niet alleen maar het gebeurt ook”. Een eigen, steeds evolu-
erende, culturele identiteit is van belang omdat mensen zich moeten kunnen hechten aan zaken die voor hen van
waarde zijn. In een veranderende samenleving is de beleving van cultuur geen statisch maar een dynamisch proces
waarbij openheid en toegankelijkheid voor veranderingen essentiële vereisten zijn. Die benodigde openheid wordt
bevorderd door kennis van en liefde voor de cultuur en de eigen culturele basis. Vanuit die basis kan een vruchtbare
interactie plaatsvinden met nieuwe cultuurvormen.
Het standaardwerk over de geschiedenis van Noord-Brabant dat thans voor u ligt draagt bij aan de kennisver-
meerdering van de regionale geschiedenis in onze provincie en verstevigt daarmee het grondvlak voor cultuurbeleid
in de komende tijd. De provincie Noord-Brabant heeft daarom met het oog op de toekomst de totstandkoming
bevorderd van deze terugblik in het verleden.
De Commissaris van de Koningin
in de provincie Noord-Brabant,
Mr. F.J.M. Houben.

Boom Amsterdam/Meppel op initiatief van Provincie Noord Brabant;  
 

6. Boeknummer: 00010  
Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 2. 1890-1945
Historie -- Brabant, algemeen           (1996)    [prof.dr. H.F.J.M. v.d. Eeerenbeemt]
Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 2. 1890-1945 Emancipatie en industrialisering

Inleiding: het historisch kader
Prof. dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt
Versnelling rond de eeuwwisseling, 1890-1914
Het politieke landschap zag er rond de eeuwwisseling wel erg divers uit. Dit verschijnsel zou alleen maar toenemen.
De grote politieke verdeeldheid was een kenmerk van het Nederlandse bestel. De liberalen waren op hun retour, de
socialisten stonden nog aan het begin van hun opkomst. In deze situatie was het ontstaan van een nieuwe dominante
machtsfactor van betekenis om het land bestuurbaar te houden. Het middenvlak van de christelijke coalitie, mo-
gelijk geworden uit welbegrepen eigenbelang en door vermindering van de vroegere religieuze tegenstellingen, was
voor de ontwikkeling van Noord-Brabant in de richting van een op basis van religie verzuilde samenleving van
groot belang.
Ondanks het in het voorgaande gestelde is voor de maatschappelijke modernisering van Noord-Brabant van
eminente betekenis geweest de sociale wetgeving die rond de eeuwwisseling zeer vruchtbaar was. In dit opzicht komt
de eer toe aan de liberale kabinetten Roëll en Pierson, die in de tweede helft van de jaren negentig belangrijke socia-
le wetten op stapel hebben gezet. Te noemen zijn de Veiligheidswet (1895), die de beveiliging van leven en ge-
zondheid van arbeiders in fabrieken en werkplaatsen ten doel had, en de Wet op de Kamers van Arbeid (1897) ge-
richt om in samenwerking tussen patroons en werknemers de onderlinge belangen te regelen. Met name het kabinet
Pierson (1897-1901) was zeer actief in sociale wetgeving.
Het introduceerde de Ongevallenwet, die de werkgever verplichtte zijn arbeiders te verzekeren tegen ongevallen
tijdens de uitoefening van hun werk, de Woningwet, die het Rijk de mogelijkheid verschafte via renteloze voor-
schotten aan gemeenten of woningbouwverenigingen een goede volkshuisvesting te stimuleren, de Gezondheidswet
met zorg voor de openbare hygiëne en met toezicht daarop door inspecteurs voor de volksgezondheid en Kin-
derwetten ter bescherming tegen mishandeling van kinderen en om criminele minderjarigen weer op het rechte pad
te brengen.
De hier gememoreerde sociale wetgeving heeft er zeer toe bijgedragen dat, toen Noord-Brabant de twintigste
eeuw in ging, er een sociaal kader was geschapen, dat aansluiting gaf op de modernisering, die in de economie al eer-
der was begonnen. Het sociale bestel bij de tijd brengen was voor een duurzame stabiliteit van de samenleving van
grote betekenis. De nationale spoorwegstaking van 1903 was een teken aan de wand, dat de arbeidsverhoudingen in
een modem bestel om een ingrijpend andere benadering vroegen. De strijd om de collectieve arbeidsovereenkomst
zou bij de arbeidersorganisaties een grote rol gaan spelen.

klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding
De politieke beweging in deze jaren was echter nog niet gericht op sociaal-structurele veranderingen op de werk-
vloer. De aandacht ging uit naar andere punten. Deze betroffen zaken als verhoging van de subsidiëring en ge-
lijkstelling van het bijzonder onderwijs, de invoering van algemeen kiesrecht, de uitbouw van de sociale wetgeving
en protectie door de overheid ter bescherming van het bedrijfsleven.
Hadden aanvankelijk Breda en ’s-Hertogenbosch in het industrialisaticproces wat achterop gelopen, op het eind
van de negentiende eeuw kwam daarin verandering. Buiten de omknelling van de oude vestingwallen werden hier
uitbreidingsplannen gerealiseerd. Het aanbod van nieuw industrieterrein schiep de mogelijkheid ook hier tot een
grootscheepse industrialisatie te komen.
In Bergen op Zoom ontwikkelde de metaalnijverheid zich voorspoedig. De impuls hiertoe ging uit van de ge-
avanceerde beetwortelsuikerindustrie in West-Brabant, die behoefte had aan reparatiemogelijkheden voor het
machinepark. De volgende fase was, dat uit deze activiteit de vervaardiging van installaties volgde. Er kwamen con-
structiewerkplaatsen annex ijzergieterijen. In 1909 vond in deze stad 39,4% van alle in de nijverheid werkzame perso-
nen een bestaan in die branche.
De snelle opgang van het industrialisatieproces na 1890 was in belangrijke mate te danken aan de gunstige con-
junctuur die zich sedert het begin van de jaren negentig inzette. De dynamisering van het bedrijfsleven werd be-
gunstigd door een aantal stimulerende maatregelen van de overheid, door de interne herstructurering van het pro-
duktieproces, door een aan de nieuwe tijd aangepast ondernemingsbeleid en door de meer positieve houding die
leidende maatschappelijke kringen in Brabant tegenover de industrie gingen innemen.
Een gevolg van de sterke bevolkingsgroei in de provincie was de vergroting van het arbeidsaanbod. Aangezien
de aanwezigheid van een ruim arbeidsreservoir een determinant was voor economische groei, speelde deze factor
Brabant in de kaart. Maar naast de kwantiteit van het arbeidsaanbod was nu ook de kwaliteit van groot belang
geworden. Bij dit laatste ging een belangrijke stimulans uit van het onderwijs.

Boom Amsterdam/Meppel op initiatief van Provincie Noord Brabant;  
 

7. Boeknummer: 00011  
Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 3. 1945-1996 Dynamiek en expansie
Historie -- Brabant, algemeen           (1997)    [prof.dr. H.F.J.M. v.d. Eeerenbeemt]
Geschiedenis van Noord-Brabant Dl 3. 1945-1996 Dynamiek en expansie

Inleiding: het historisch kader
Prof. dr. H.FJ.M. van den Eerenbeemt
Wederopbouw en poging tot politieke VERNIEUWING, I945-I95O
Nederland was een van de zwaarst getroffen landen in West-Europa door de gevolgen van de Tweede Wereld-
oorlog. De vijf oorlogsjaren hadden niet alleen de economie maar ook het maatschappelijk leven sterk aangetast.
De opmars van de geallieerde troepen in Noord-Brabant bracht veel schade met zich mee, waardoor de infrastruc-
tuur zwaar werd aangetast. Duizenden Brabanders keerden na de bevrijding uit gevangenschap of gedwongen te-
werkstelling in Duitsland terug, duizenden Brabanders die met de Duitse bezetter op een of andere manier hadden
samengewerkt, werden gevangen gezet. Het duurde geruime tijd voordat het proces van zuivering via bijzondere
rechtspleging op gang kwam. Na enige jaren groeide de behoefte om de oorlog te vergeten en tot nationale ver-
zoening te komen.
Na de bevrijding leefde bij velen de verwachting dat de vooroorlogse politieke verhoudingen definitief zouden
verdwijnen. Al eind 1944 startte de Nederlandse Volks Beweging in Noord-Brabant een campagne om een ver-
nieuwingsbeweging van de grond te krijgen. De ideologische grondslag daarvoor was een mengeling van Chris-
tendom en Humanisme en een streven de verzuilde verbrokkeling van voor 1940 door een eenheidsbeweging te
overstijgen. De oude socialistische Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP) werd na de oorlog vervangen
door de Partij van de Arbeid (PvdA), die zich als een nieuwe doorbraakpartij presenteerde. De vroegere KK
Staatspartij ging over in de Katholieke Volkspartij (KVP), waarvan nu ook niet-katholieken lid konden zijn. De ou-
de politieke kaders bleken echter taaier dan door menigeen verwacht. Bij de Kamerverkiezingen die in mei 1946
voor het eerst weer plaats vonden, haalden de confessionele partijen in het parlement de meerderheid. Toch
kwam op die basis geen kabinet tot stand. De twee grootste partijen: de KVP en de PvdA vormden vanaf dat jaar
een rooms-rode coalitie die tot 1958 stand hield. Deze pacificatiedemocratie die economisch en sociaal belang in
evenwicht hield, betekende een gunstige basis om het mirakel van een snel herstel te bewerkstelligen.
De gerealiseerde samenwerking tussen gematigd behoudende en progressieve krachten bleek een gunstig ef-
fect te hebben om het moeizaam proces van wederopbouw te doen slagen. Alle produktieve krachten in de
Brabantse samenleving werden gemobiliseerd om snel tot herstel van de oorlogsschade te komen. Op nationaal ni-
veau werd een geleide loonpolitiek gevoerd met als opzet het loonniveau laag te houden. De intentie hierbij was
een goede internationale mededingingspositie op te bouwen en in de concurrentiestrijd de broodnodige deviezen

Boom Amsterdam/Meppel op initiatief van Provncie Noord Brabant;  
 

8. Boeknummer: 00013  
Het Brabant van toen. Herinneringen van Westbrabantse mensen
Historie -- Brabant, algemeen           (1980)    [Toon Kloet]
Het Brabant van toen. Herinneringen van Westbrabantse mensen

INHOUDSOPGAVE
1. Zo wordt geschiedenis gemaakt ..................... 3
2. JAN DE WILD over OUDENBOSCH .......... 5
3. KEES VAN UNEN over HOEVEN .............. 8
4. CIE WAGEMANS over ULVENHOUT........... 11
5. PEERKE LAUWEN over RUCPHEN............. 14
6. ADR. VAN MEER over ZEVENBERGSCHEN HOEK ... 18
7. LEEN KEIJZERS (f) over RAAMSDONKSVEER ..... 21
8. JAN RAMS (f) over OOSTEIND ........... 24
9. GRÉ KONINGS over RAAMSDONK .......... 27
10. REIN BEERENDONK over FIJNAART............ 30
11. COR VAN LEEST over MOERDIJK .......... 33
12. KO GOBBENS (t) over ETTEN-LEUR.......... 37
13. BART WATZEELS over PRINSENBEEK......... 40
14. MERIJNTJE ROOZEBOOM over NIEUW-VOSSEMEER..... 43
15. JAN NOOREN over PRINCENHAGE......... 46
16. JAN VERSWIJVER over HOOGERHEIDE ........ 49
17. JANTJE LUUKX over ST.-WILLEBRORD...... 52
18. NOL HEIJMANS over DUSSEN.............. 56
19. TOON JOOSEN over WAGENBERG ...........' 59
20. ADR. V.D. RIJKEN over WASPIK.............. 62
21. PIET JANSEN over MADE ............... 65
22. WOUT BOELAARS over BREDA............... 68
23. TOOS BAARS-RENNIERS over GEERTRUIDENBERG...... 73
24. KAREL VERHAGEN over WILLEMSTAD.......... 76
25. MARTIEN TROMMELEN over OOSTERHOUT.......... 80
26. DRIK DE BRUIN over RIJSBERGEN.......... 83
27. ARIE GIELES over BERGEN OP ZOOM...... 86
28. ARIE DE GAST over ZEVENBERGEN......... 89
29. THÉ DIEPSTRATEN over BAVEL .............. 92
30. KEES ELST over ROOSENDAAL ......... 95
31. CATO FIRING-VAN DEN BROEK over BREDA............. 98

Zo wordt geschiedenis gemaakt
„Herinneringen van Westbrabantse mensen” is steeds de ondertitel geweest van interviews, dertig in getal, die
onder de naam „Het Brabant van toen” tussen september 1979 en mei 1980 in „De Stem” zijn gepubliceerd. De geïn-
terviewden zijn mensen die rond de eeuwwisseling of in de eerste decennia van deze eeuw zijn geboren. Hun herin-
neringen bleken een beeld te geven van het leven in West-Brabant dat vergeten dreigt te raken. Het gaat dan natuur-
lijk niet om de „echte” geschiedenis. Die ligt vast in officiële documenten van allerlei aard. Veel meer komt uit de
interviews naar voren, hoe mannen en vrouwen in die tijd de „echte” geschiedenis hebben beleefd en in een aantal
gevallen - zeker als het om sociale geschiedenis gaat - er hun aandeel in hebben geleverd. Een vergelijking tussen
het begin van deze eeuw en de tachtiger jaren biedt - hoe zou het anders kunnen - een beeld van scherpe tegenstel-
lingen. Een van de duidelijkste tegenstellingen is ongetwijfeld die tussen armoede toen en welvaart nu. Een an-
dere is de gewijzigde onderlinge verhouding tussen mensen: ruim een halve eeuw geleden was het standenverschil
van nature gegeven. Zo leek het althans. Maar uit deze herinneringen van Westbrabantse mensen wordt duide-
lijk, dat zij, ondanks soms vertederende woorden over „Het Brabant van toen,” op hun eigen, bescheiden plaats
vaak strijd hebben geleverd tegen wat in hun ogen onrechtvaardig was. Zo wordt geschiedenis gemaakt.

Uitg. Mij De Stem Breda;  
 

9. Boeknummer: 00015  
Veldnamen in de gemeente Gilze en Rijen. Deel I
Historie -- Toponiemen           (2002)    [Christ Buiks]
Veldnamen in de gemeente Gilze en Rijen. Deel I


VOORWOORD
Het is er toch van gekomen. Het boek VELDNAMEN IN DE GEMEENTE GILZE EN
RIJEN in twee delen, ligt voor u.
Reeds in de beginjaren van onze Heemkring - en wij bestaan dit jaar 25 jaar - was er reeds een werkgroep die zich met deze materie bezig hield. Maar om welke reden dan
ook is er geen werkelijk resultaat bereikt en de werkgroep verdween geruisloos.
De heer Christ Buiks heeft mij eens over dit onderwerp gebeld en toen heb ik het in de bestuursvergadering gebracht. Het bestuur had er wel oren naar en op de eerstvolgende
jaarvergadering werd het onderwerp ter sprake gebracht.
Er bleek onder de leden wel belangstelling te bestaan, Theo van Opstal zou het voortouw nemen om samen met een stel belangstellenden een werkgroep te vormen om dan in
samenwerking met de heer Christ Buiks afspraken te maken over de te volgen werkwijze.
Aan de hand van oude kaarten en het kadaster kwamen al verschillende oude akkernamen naar boven en werden op de kaarten verwerkt. Het reeds bekend zijn van
deze mensen in het gebied kwam daarbij goed van pas. Ieder had een deel van de gemeente waar hij/zij het beste bekend was. Toen volgde gesprekken met de gebruikers,
vooral oudere boeren, omdat zij vaak nog die benamingen gebruikten dan wel zich nog konden herinneren. Dit deel van het werk heeft veel tijd in beslag genomen, maar naar ik
aanneem, ook veel voldoening geschonken aan de werkers.
Daarna begon het werk voor Christ Buiks, al het ingezamelde materiaal te ordenen en te verwerken tussen al de gegevens die hij in de loop van de jaren had verzameld.
Maar voor de heer Crist Buiks was het niet de eerste keer dat hij dat deed, daarbij heeft hij een grote kennis op dat gebied. Ik heb veel respect voor het door hem geleverde
resultaat.
Een kleine werkgroep, bestaande uit Christ Buiks, Jeanne de Hoon, Cees van den Nieuwenhuizen en Ben Robbers, heeft tenslotte vorm gegeven aan de vele gegevens en
gereed gemaakt voor de drukker.
Waar ik heel blij mee ben, is de sponsering, de beide Rabo-banken in onze gemeente, Rabo-bank Baarle-Nassau Gilze, Rabo-bank Dongen Rijen en Interpolis hebben deze
uitgave met een belangrijk bedrag gesponsord. Ook de gemeente heeft, met een flinke subsidie, het mogelijk gemaakt, de verkoopprijs van deze uitgave in twee delen op een
dusdanig bedrag te brengen, dat het geen bezwaar is voor de aanschaf hiervan.
Ik wil een ieder bedanken die op enigerlei wijze aan het tot stand komen van deze uitgave heeft meegewerkt en ik ben enorm trots dat onze Heemkring weer z’n prachtige
uitgave aan de reeds omvangrijke lijst van publicaties kan toevoegen.
Voorzitter Heemkring Molenheide,
Jan Bruikman.

Heemkundekring Molenheide Gilze en Rijen;  
 

10. Boeknummer: 00016  
Breda in Beeld 1860-1940
Historie -- Breda, algemeen           (1983)    [Maurits van Rooijen]
Breda in Beeld 1860-1940

voorwoord
Breda is een stad, die gezien mag worden.
Dat is ook met het verleden het geval.
De beelden van deze zo rijk gezegende, historische stad geven ons een inzicht in het ontstaan en de groei van een gemeenschap op allerlei gebied.
Voor de mens van vandaag is het van groot belang daarvan kennis te nemen.
De pen van Maurits van Rooijen en zijn grote kennis van de historie van zijn geboortestad staan er borg voor, dat een verantwoord en ook leesbaar beeld tot stand komt.
Het is dan ook daarom dat onder andere het stedelijk museum gaarne bereid is geweest voor dit project haar foto-archief ter beschikking te stellen.
De Bredanaar zal uit dit boek ongetwijfeld veel lering kunnen trekken en er genoegen aan beleven.
Ir. W. Merkx
Burgemeester van Breda

verantwoording
De vesting wordt gesloopt en Breda slaat de historische weg in om een moderne stad te worden.
De techniek komt en verandert het stadsbeeld: telegraaf en telefoon, gas, water- en elektra-voorziening, de posterij. Er komen goed-georganiseerde voorzieningen als
ziekenhuizen, scholen zwembaden, brandweer en politie, een professionele gemeentereiniging, parken.
Cultuur staat hoog in het vaandel, bibliotheken, een museum, Concordia- en het verenigingsleven bloeit (Bonus bijvoorbeeld). Trouwens, ook minder culturele vormen van
ermaak doen het prima: de café’s, de sociëteiten, het carnaval, de grote feesten. De ellendige woonomstandigheden worden aangepakt. Steeds betere transportmogelijkheden
staan een ruime opzet voor de Bredase uitbreidingen toe en doen het verschil tussen het leven op het platteland en in de stad verkleinen. Maar het verkeer eist op zijn
beurt eveneens ruimte en aandacht. De markten verdwijnen merendeels. Winkelstraten komen er voor in de plaats. Industrie brengt welvaart (Kwatta, Hero, Etna, HKI etc.)
en een enkele keer onrust. Het leven blijft verder gemoedelijk en gezellig met uitzondering van 1914-1918 en de crisisjaren.
Deze ontwikkelingen vormen de rode draad van dit boek. Ze zijn beschouwd vanuit een Bredase invalshoek. Bovendien is een kwart deel van het boek bestemd voor een aantal bij
uitstek Bredase zaken: het katholieke leven, de relatie met het koningshuis, de aanwezigheid van het garnizoen en de K..M.A.
Deze structuur is echter geen harnas en de lezer heeft de mogelijkheid elke willekeurige bladzijde open te slaan en daar te beginnen. Velen blijken die vrijheid zeer op prijs te stellen.

I Duizenden en duizenden foto's heb ik bekeken en daaruit zijn tenslotte een zeshondertal gekozen. De opzet is dat deze foto’s een eerlijk beeld geven van Breda en omstreken in de
periode 1860-1940. Ansichten zijn slechts mondjesmaat opgenomen en materiaal dat reeds in andere boekjes werd geplaatst heb ik zoveel mogelijk gemeden. Soms is de kwaliteit van een
foto niet wat we nu gewend zijn. Dat is geenszins verrassend. De opnamen zijn destijds met eenvoudige apparatuur vervaardigd en soms zijn ze na zoveel jaren vergeeld of beschadigd.
Opmerkelijker zijn de opnamen die een dergelijke hoge artistieke kwaliteit bezitten dat ze de kijker nu nog stil kunnen maken met hun schoonheid.
Foto s vormen een wezenlijk bestanddeel van dit boek, maar beelden alleen kunnen de geschiedenis niet doen herleven. Vandaar de ruim vijftig verhaaltjes die samen een geschreven beeld
vormen, een gelijkwaardige 'partner’ van het fotomateriaal. De ruimte voor deze teksten werd gewonnen door de foto-onderschriften zeer beperkt te houden.

Fouras, juli 1983.

Boekhandel Gianotten BV Breda;  
 

11. Boeknummer: 00017  
Smokkelen in Brabant. Een grensgeschiedenis 1830-1970
Historie -- Brabant, algemeen           (1988)    [Paul Spapens, Anton van Oirschot]
Smokkelen in Brabant. Een grensgeschiedenis 1830-1970


Ter inleiding
Zeer toevallig zijn de twee auteurs van het boek 'Smokkelen in Brabant' tot elkaar gekomen. Toen het
'Kapellenboek' van Paul Spapens op de Persclub Bourgondië in Tilburg werd geïntroduceerd en Anton
van Oirschot juist de laatste hand had gelegd aan zijn 'Encyclopedie van Noord-Brabant', kwam terloops
naar voren dat we beiden, los van elkaar, bezig waren aan een nieuw onderwerp: smokkelen in Brabant.
Het zou natuurlijk onzin zijn om twee boeken over hetzelfde onderwerp op de markt te brengen. Bovendien
bleek al gauw dat we met de onderwerpen elkaar zouden aanvullen. Vandaar dat we elkaar snel gevonden
hadden: Paul Spapens heeft de periode van 1900 tot 1970 beschreven en Anton van Oirschot de periode van
1830 tot aan de eeuwwisseling.
Er werd duidelijk gekozen, afgezien van een historisch aanloopje, voor de periode 1830-1970. Vanaf
1830, omdat toen een (nieuwe) scheiding van Nederland en België begon, waarna de grens in 1839 een
definitieve vorm kreeg, al bleven er grote gaten bestaan. En waar een grens is, kan gesmokkeld worden. Tot
1970 met de invoering van de EEG, omdat we gekozen hebben voor de 'romantische' periode in de
smokkelarij waaraan toen een einde was gekomen, en niet voor de criminele smokkel zoals die hedentendage
met grote regelmaat in de publiciteit komt.
De zoutsmokkel werd in de tweede helft van de vorige eeuw de eerste georganiseerde vorm van smokkelen,
voor velen een bijna noodzakelijke manier om iets bij te verdienen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kregen
de grote aantallen smokkelaars te kampen met de beruchte electrische draad, die de Duitsers langs de
Nederlands-Belgische grens optrokken, maar die toch door de smokkelaars werd getrotseerd. Tijdens de
crisisjaren was het smokkelen wederom voor velen broodnodig. Gedurende de Tweede Wereldoorlog gingen
enorme partijen tabak de grens over. Na de bevrijding ging het verder met het smokkelen, waar zich zelfs de
geallieerde militairen druk mee bezighielden. In Nederland was een grote vraag naar allerlei luxe zaken.
Vee werd in grote aantallen naar België gebracht. En toen kwam de botertijd met de pantserauto’s en
kraaiepoten. De strijd werd steeds grimmiger. De kleine smokkelaar met de pungel op zijn schouder kwam
er niet meer aan te pas: de min of meer ongevaarlijke en vooral avontuurlijke en romantische smokkelperiode
liep zoetjesaan ten einde.


klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding


Dikwijls - zo wordt ook in dit boek verhaald - was het smokkelen meer dan een spel, meer dan een soort
sport, een opwindende bezigheid. Men zag het in het Brabantse grensgebied niet als een (grote) zonde of
vergrijp. De smokkelaar van toen bestaat niet meer. Die komt alleen nog maar voor in de vorm van een
pungelaarsbeeldje van de zijn kraaiepoot-wapen tegen de achtervolgende douaniers als
kraaiepoot-monument, zijn grensovergangen als toeristische smokkelroutes. En dan zijn er natuurlijk
nog de verhalen, waarvan er dit boek talloze geeft. Ter bescherming van hun privéleven, hebben we de
namen van de smokkelaars die ons hun verhalen hebben verteld, niet in het boek opgenomen. We zijn tot
1970 gegaan. Ook tegenwoordig wordt nog volop gesmokkeld, maar zonder de romantiek die de periode
1830-1970 kenmerkte.
Dit boek heeft niet de pretentie wetenschappelijk te zijn; we hebben op een populaire manier een stukje
geschiedenis van het smokkelen in het Brabants-Belgisch grensgebied op papier willen zetten. Het smokke-
len was immers een -weliswaar geheimvolle - zaak van het volk, dat de gaten in de grens had gevonden en
daar dankbaar gebruik van maakte.
We hebben van vele kanten alle mogelijke medewerking verkregen, allereerst van Piet Horsten, die voor ons
bijna alles wat in het archief te vinden was, opspeurde, evenals Zjèn Spapens. Van het Belastingmuseum
Prof dr. Van der Poel te Rotterdam, van het Gemeente Archief Tilburg en de Openbare Bibliotheek
aldaar, van heemkundekringen in Brabant. We danken alle gewezen smokkelaars, die openhartig hun
verhalen vertelden, en zeker ook de douaniers en kommiezen uit Nederland en België. Onze dank gaat ook
uit naar Harry Franken, die zijn liedjesarchief voor ons openstelde en niet te vergeten naar Frans Huijbregts
van Drukkerij De Kempen en al die anderen die ons met raad en daad terzijde hebben gestaan. We hopen
dat we in onze opzet zijn geslaagd.
September 1988
Paul Spapens
Anton van Oirschot




De Kempenpers Hapert;  
 

12. Boeknummer: 00018  
Van Houtse Akker tot de Hoge Moer. Een inventarisatie van de collectie Jac. Verhagen. Erfgoedrapport Breda nr. 94
Historie -- Breda, algemeen           (2012)    [drs. R.A. Houkes]
Van Houtse Akker tot de Hoge Moer.

Voorwoord
Dit rapport van drs. Rob Houkes heeft een lange voorgeschiedenis. Zo'n tien jaar geleden was het één van de doelstellingen van het Provinciaal Depot Noord-Brabant om
particuliere archeologische collecties te monitoren om te voorkomen dat deze versnipperd zouden raken. Immers de generatie amateurarcheologen die in de jaren '50 en '60
belangrijke vondsten hadden gedaan begon op leeftijd te raken. Vanaf dat moment was Jac. Verhagen in beeld. Het belang van zijn collectie was onder meer door zijn
uitgave van 'Prehistorie en vroegste geschiedenis van West-Brabant.' uit 1984, in archeologisch Brabant al bekend.
Door de inzet van Gérard de Laat, Barbera Putters en Nobert Verhagen, de zoon van Jac., is deze collectie, inclusief de nauwgezette documentatie, behouden gebleven. Jac.
had overigens een vooruitziende blik door het in de jaren '90 al te legateren aan het Breda's Museum, maar dat was niet bij alle belanghebbenden bekend.
Door een goede samenwerking met het Breda's Museum, in de persoon van directeur Jeroen Grosfeld, kon het materiaal opgeslagen en verwerkt worden in het archeo-
logisch depot van de Gemeente Breda. Tenslotte heeft Johan Hendriks, hoofd van het toenmalige Bureau Cultureel Erfgoed, zich sterk gemaakt voor de financiering van dit
project.
Een apart woord van dank nog voor de tekenaars van het vuursteen en aardewerk, Hen Brekelmans en John Harmanus. Hen heeft het eindresultaat niet meer kunnen
meemaken, maar hij zou er trots op zijn geweest.
We hebben hiermee aan de wensen van Jac. voldaan; een toegankelijke en adequaat beheerde collectie, onvervreemdbaar en te gebruiken voorwetenschappelijke en
educatieve doeleinden.
Medewerkers Erfgoed, Afdeling Ruimte

Gemeente Breda;  
 

13. Boeknummer: 00020  
Cultuurhistorische Landschapsinventarisatie Gemeente Breda
Historie -- Breda, erfgoed           (2006)    [dr. K.A.H.W. Leenders]
Cultuurhistorische Landschapsinventarisatie Gemeente Breda. Erfgoedrapport Breda nr. 1

TEN GELEIDE
Weten waar je het over hebt. Eenieder die zo’n uitspraak hoort zal dat direct beamen. Soms tegen beter weten in. Natuurlijk zijn er sommige plannenmakers
en ontwerpers die doen alsof ze een tabula rasa in de schoot geworpen hebben gekregen, een leeg veld dat ze mogen bombarderen met doosjes van allerlei aard
en formaat. Maar ik wil niet geloven dat zij dat doen óndanks hun kennis van de historie van dat gebied. Het is wel makkelijk natuurlijk, net doen alsof alles wat
er ooit was geen waarde meer vertegenwoordigt; alsof het verleden geen enkele waarde heeft voor de toekomst.
Gelukkig is het tij aan het keren. Het Rijk probeert, via financiële middelen uit het Belvédère project, het verleden als aanknopingspunt aan te bieden voor mo-
derne ontwikkelingen. ‘Behoud dóór ontwikkeling’ wordt dat genoemd. En er zijn best veel projecten die Belvédère gelden mogen ontvangen, zodat mét dat geld
het verleden een plek krijgt in een nieuwe situatie. Laten we hopen dat het hier om een overgangsfase gaat; dat overeen aantal jaren het Rijk niet meer met een
vette geldbuidel hoeft te zwaaien om plannenmakers en projectontwikkelaars zover te krijgen dat ze überhaupt rekening houden met het verleden; dat er een
tijd komt waarin het verleden écht een rol krijgt in de ruimtelijke ordening.
Maar daar is wel wat voor nodig: kennis. De gemeente Breda is begonnen met een algehele inventarisatie van haar cultuurhistorisch erfgoed. Vóór 2010 willen
we echt weten welke gebouwen monument waardig zijn en willen we ook een beter inzicht te hebben in datgene wat vanuit een (heel) ver verleden aan onze bodem
is toevertrouwd en al datgene waarvan we nu niets meer merken. De bijdrage van dr. Karel Leenders kan dan ook nauwelijks overschat worden. Hij brengt in het
kader van dit ‘wetenschapsbeleid’ de inventarisatie van het cultuurhistorische landschap voor het voetlicht, waarbij en passant het historische landschap wordt
gereconstrueerd en bovendien wordt aangegeven wat er nog van de cultuurhistorische landschapselementen als relict bewaard is gebleven. Al deze gegevens
zijn niet alleen op schrift gesteld, maar ook op twee cd-roms op Gis-basis meegeleverd. Betekent dit nu dat de plannenmakers er met dit werk vandoor kunnen
gaan? Neen. Want Leenders geeft geen waarden oordelen. Hij zegt niet welk element belangrijker is en welk relict wel kan worden opgeruimd. Dat is een taak die
aan de beleidsmakers voor het erfgoed is voorbehouden. Eén ding staat echter als een paal boven water: zonder deze inventarisatie was die taak nauwelijks te
volbrengen. Want lang niet iedereen weet wat er allemaal (nog) is.
Johan Hendriks
Hoofd Bureau Cultureel Erfgoed
Vakdirectie Cultuur

Gemeente Breda. Vakdirectie Cultuur;  
 

14. Boeknummer: 00021  
Bredase akkers eeuwenoud
Historie -- Breda, erfgoed           (2004)    [Redactie o.l.v. C.W. Koot, R. Berkvens]
Bredase akkers eeuwenoud. 4000 jaar Bewoningsgeschiedenis op de rand van zand en klei. Rapportage Archeologische Monumentenzorg 102. Erfgoedstudies Breda nr 1. Met CD

Voorwoord
In Breda, dat bekend staat als de stad van de Nassaus, is nog veel historie in het stadsbeeld herkenbaar. Breda-West daarentegen is de laatste jaren door grootscha-
lige nieuwbouwprojecten en de aanleg van nieuwe infrastructuur als de HSL en de verbreding van de Al 6 volledig veranderd. Van oorsprong was dit gebied sterk
agrarisch. Het Bredase landschap was het resultaat van een eeuwenlang verfijnd samenspel tussen de boer, zijn dieren, de natuur en het milieu. In de twintigste
eeuw veranderde het landschap in een tuinbouwgebied en tenslotte in een bedrijventerrein. Namen als Steenakker, Huifakker, Emerakker en Kesteren, die al voor-
komen vanaf de Middeleeuwen, vertellen over het ontstaan en het gebruik van het landschap. En voor wie er nog oog voor heeft, geven deze namen blijk van een le-
vend verleden.

Het is de verdienste van Guido van den Eynde - van 1984 tot en met 2001 stadsarcheoloog van Breda - dat de opgravingen in een betrekkelijk korte tijdsspanne
zijn uitgewerkt en in boekvorm kunnen verschijnen. Toen er begin jaren negentig plannen waren om in Breda-West nieuwe bedrijventerreinen te ontwikkelen, greep
hij de gelegenheid aan om onderzoek te doen naar het bodemarchief in het buitengebied. Het gemeentebestuur toonde zich ten volle bewust van zijn verantwoorde-
lijkheid voor het Bredase culturele erfgoed door deze opgravingen mogelijk te maken. In een prijzenswaardige en enthousiaste samenwerking met talloze vrijwilli-
gers van binnen en buiten onze gemeente, met studenten van verschillende universiteiten en archeologen van onze eigen afdeling archeologie zijn de opgravingen
uitgevoerd. De zo vele handen die zijn uitgestoken om het onderzoek tot een goed resultaat te brengen, tonen aan dat geschiedenis leeft in onze gemeenschap.

De resultaten van het onderzoek waren boven verwachting. Archeologisch was er tot op heden weinig bekend over de vroegste bewoningsgeschiedenis van het weste-
lijk deel van de provincie Noord-Brabant. Deze kennislacune was vooral te wijten aan het tot voor kort vrijwel ontbreken van archeologisch nederzettingsonderzoek
in deze regio. De opgravingen in Breda-West, waarbij nederzettingssporen vanaf de Midden Bronstijd tot in de Late Middeleeuwen zijn aangetroffen, vormen een
eerste belangrijke aanzet voor de opvulling van deze gesignaleerde lacune en illustreren duidelijk het archeologisch potentieel van de regio. Dankzij de resultaten
van de opgravingen in Breda-West kan de kennis van de geschiedenis van Breda nu in één klap met meer dan 3000 jaar worden uitgebreid. Dit onderzoek stelt ons
in staat om een boeiend inzicht te geven in het leven van zijn bewoners vanaf de prehistorie tot in de Late Middeleeuwen. De betekenis daarvan reikt tot ver buiten
de grenzen van onze gemeente. Negen jaar na het begin van de opgravingen in de omgeving van het NAC-stadion op Emerakker is het tijd voor een publicatie over
de archeologische vondsten die in Breda-West zijn gedaan.

De grootschalige nieuwbouw en infrastructuur in het westen van Breda betekenden een forse aantasting van het oude cultuurlandschap. De archeologische begeleiding
hiervan vormde enerzijds een enorme uitdaging voor de archeologische monumentenzorg en anderzijds een mogelijkheid om de achterstand in de archeologische ken-
nis over de bewoningsgeschiedenis van West-Brabant in te lopen. Het werk is echter nog niet af. Op sommige plaatsen kan en moet nog verder onderzoek worden ver-
richt. Dat vraagt tijd, geld en energie. Op andere plaatsen is het mogelijk om het archeologisch erfgoed te behouden en te beschermen, zodat het als een bron van
kennis bewaard blijft. Daarnaast dient een zichtbaar en herkenbaar verleden ook als bron van inspiratie en is het een reden om trots op te zijn voor de mensen die
er nu wonen en werken. Het verrassend rijke bodemarchief dat tevoorschijn is gekomen tijdens de opgravingen, vraagt om een coherente visie voor het onderzoek
van bedreigde vindplaatsen in de toekomst. Daarbij dienen beheer en onderzoek binnen een regionaal kader te worden geplaatst waarbij het cultuurlandschap het
uitgangspunt is.

Dit boek is ook een blijk van de rijke geschiedenis van Breda en het maakt onze gemeente nog meer tot een bijzondere woonplaats met een bijzonder karakter. Ik
wens U veel genoegen bij het lezen van deze belangwekkende publicatie die hopelijk gevolgd zal worden door een vervolgpresentatie van de resultaten van het ver-
dere archeologische onderzoek in onze gemeente. De geschiedenis van Breda-West en de mensen die er geleefd hebben is hierbij vastgelegd. Dat is van belang voor
hen die al tijden hier wonen, maar ook voor alle nieuwkomers. Het biedt een mogelijkheid om zich hier verder thuis te voelen.

Drs. A.C.A.M. Adank
Wethouder Economische zaken, Cultuur en Grondbedrijf, gemeente Breda

Inhoud
Voorwoord ix
1 Inleiding 1
C.R. Brandenburgh
1.1 Inleiding 1
1.2 Van bestemmingsplan tot opgraving: archeologisch onderzoek in
relatie tot de ruimtelijke ordening 2
1.3 Doelstellingen van onderzoek en rapportage 9
1.4 Administratieve gegevens van de onderzochte locaties 11
1.5 Leeswijzer 11
1.6 Organisatie en dankwoord 12

2 Formatieprocessen: de genese van archeologische data 15
C.R. Brandenburgh & L.I. Kooistra
2.1 Inleiding 15
2.2 De waardebepaling van de archeologische bronnen 16
2.3 De operationalisering van de onderzoeksdoelstellingen 19
2.4 Uitwerking en analyse 28
2.5 Evaluatie en conclusies 35

3 Landschap en vegetatieontwikkeling 37
C.R. Brandenburgh & L.I. Kooistra
3.1 Inleiding 37
3.2 Het abiotisch landschap 38
3.3 Vegetatiegeschiedenis 43
3.4 Conclusie en vergelijking met andere microregio's in Brabant 52

4 Bewoningsporen uit de periode Laat-Neolithicum - Midden-Bronstijd (2850-1100 v.Chr.) 55
R. Berkvens, C. R. Brandenburgh & C. W. Koot
4.1 Inleiding: de archeologische prelude van de bewonings-
geschiedenis 55
4.2 Huizen 57
4.3 Bijgebouwen 63
4.4 Waterkuilen 65
4.5 Kuilen 67
4.6 Vier begravingen uit de Midden-Bronstijd 73
4.7 Conclusies en slotbeschouwing 75

5 Materiële cultuur uit de periode Laat-Neolithicum - Midden-Bronstijd 79
A.A. Koster, E. Taayke & R. Berkvens
5.1 Inleiding 79
5.2 Metaal 79
5.3 Aardewerk 80
5.4 Natuursteen 84
5.5 Vuursteen 87

6 Bewoningsporen uit de periode Late Bronstijd - Midden-IJzertijd (1100-400 v.Chr.) 94
R. Berkvens
6.1 Inleiding: Breda-West krijgt vorm 94
6.2 Sporen en structuren 96
6.3 Huizen 99
6.4 Bijgebouwen en spiekers 118
6.5 Waterputten en waterkuilen 130
6.6 Kuilen 138
6.7 Conclusies en slotbeschouwing 147

7 De urnenveldgraven en jongere begravingen 151
R. Berkvens
7.1 Inleiding: de historisch-archeologische context 151
7.2 De graftypen in Breda-West 153
7.3 Grafstructuren op Emerakker 157
7.4 Grafstructuren op Huifakker 157
7.5 De dodenakker op Steenakker 158

8 Het aardewerk uit de periode Late Bronstijd - Midden-IJzertijd 167
E. Taayke
8.1 Late Bronstijd (ca. 1100/1050 - 800/750 v.Chr.) 167
8.2 Aardewerk uit de Vroege IJzertijd 168
8.3 Midden-IJzertijd 176

9 Materiële cultuur uit de periode Late Bronstijd - Midden-IJzertijd 179
R. Berkvens
9.1 Inleiding 179
9.2 Metaal en metaalbewerking 179
9.3 Voorwerpen van klei 181
9.4 Natuursteen 184

10 De laat-prehistorische bewoning: interpretatie en conclusies 191
R. Berkvens & L. I. Kooistra
10.1 Inleiding 191
10.2 Chronologie en verspreiding van de bewoningssporen 192
10.3 De landbouwgeschiedenis van Breda-West in de late prehistorie 195
10.4 Het laat-prehistorisch cultuurlandschap 199
10.5 Economie 207
10.6 Enkele opmerkingen in een regionaal perspectief 208

11 Bewoningssporen uit de periode Late IIzertijd - Romeinse Tijd (250 v.Chr. - 450 n.Chr.) 211
R.D. Hoegen
11.1 Inleiding 211
11.2 Huisplattegronden 212
11.3 Spiekers en bijgebouwen 240
11.4 Hutkommen 246
11.5 Waterputten en waterkuilen 252
11.6 Kuilen 263
11.7 Greppels 268

12 Het handgevormde aardewerk uit de periode Late IJzertijd - Romeinse Tijd 273
E. Taayke
12.1 Late Ijzertijd (250-12 v.Chr.) 273
12.2 Vroeg- en Midden-Romeinse Tijd (7 v.Chr. - 270 n.Chr.) 274
12.3 Laat-Romeinse Tijd (270-450 n.Chr.) 277

13 Het gedraaide aardewerk uit de Romeinse Tijd 281
H. van Enckevort
Met een bijdrage van M. Driessen over versierde terra sigillata
13.1 Inleiding 281
13.2 Terra sigillata 282
13.3 Belgische waar 287
13.4 Geverfd aardewerk 293
13.5 Gladwandig aardewerk 296
13.6 Amforen 299
13.7 Wrijfschalen 301
13.8 Dolia 306
13.9 Ruwwandig aardewerk 308
13.10 Waaslands aardewerk 316
13.11 Varia 339
13.12 Het 'romeinse' aardewerk van Steenakker en Huifakker 341

14 Voorwerpen van metaal, glas, steen en aardewerk uit de Late IJzertijd en de Romeinse Tijd 359
R.D. Hoegen, A.A. Koster & H. van Enckevort
14.1 Inleiding 359
14.2 Glas 359
14.3 Metaal 362
14.4 Steen 369
14.5 Baksteen 373
14.6 Keramische voorwerpen 375

15 De Romeinse Tijd: interpretatie en conclusies (synthese) 377
R.D. Hoegen, L.I. Kooistra & C. W. Koot
15.1 Inleiding 377
15.2 Fasering en verspreiding van bewoningssporen 378
15.3 De landbouwgeschiedenis van Breda-West in de vroeg-historische tijd 382
15.4 Van nederzettingspatroon naar nederzettingssysteem; de bewoningsgeschiedenis van Breda-West 387

16 Nederzettingsporen uit de Vroege Middeleeuwen (450-1050 n.Chr.) 397
R. Berkvens & E. Taayke
16.1 Inleiding: de historisch-archeologische context 398
16.2 Steenakker 400
16.3 Huifakker 412
16.4 Emerakker 416
16.5 Handgevormd aardewerk 418
16.6 Slotbeschouwing 418

17 Nederzettingssporen uit de Late Middeleeuwen (1050-1500 n.Chr.) 425
R. Berkvens
17.1 Inleiding: de historische context 425
17.2 Huisplattegronden, bijgebouwen en kuilen 428
17.3 Spitsporen 431
17.4 Greppels 431
17.5 Karrensporen 432
17.6 Slotbeschouwing 434

18 De sporen van het beleg van Breda in 1625 en 1637 437
R. D. Hoegen & H. de Kievith
18.1 Inleiding 437
18.2 De greppels van de belegeringslinies 437
18.3 Het legerkamp uit 1637 op Steenakker 443
18.4 Materiële cultuur 449
18.5 Slotbeschouwing 457

Nawoord 459

Literatuur 461

Bijlagen
1 Onderzoeksteam 485
2 Interne rapporten en artikelen 487
3 Catalogus metalen voorwerpen 489
4 Botanie 497
5 Handgevormd aardewerk CD-ROM
6 Gedraaid aardewerk CD-ROM

Kaartbijlagen
1 Late Bronstijd - Midden-IJzertijd
2 Late IJzertijd - Romeinse Tijd
3 Moskes, alle-sporenkaart
4 Steenakker, alle-sporenkaar
5 Huifakker, alle-sporenkaart
6 Adr. Klaassenstraat, alle-sporenkaart
7 Emerakker, alle-sporenkaart

CD-ROM

Gemeente Breda Breda/Rijksdienst voor het Oudheidkundig bodemonderzoek;  
 

15. Boeknummer: 00022  
Beschrijving van de Vrije Heerlijkheid Etten, Leur en Sprundel
Historie -- Etten-Leur           (ca. 2017)    [Nuyts Pieter Piersz, bewerkt door Aertssens C.J.W.]
Beschrijving van de Vrije Heerlijkheid Etten, Leur en Sprundel
Pieter Piersz. Nuyts Schout van 1673 tot 1709

Voorwoord
Beste lezer(s),
Sedert een geruime tijd is er een plan geweest om te komen tot een stuk geschiedschrijving van ons mooie dorp. En waar moet je dan beginnen? Rond
het jaar 1200? Of iets later, zo rond 1400?
We weten wel dat er in die tijd het een en ander gebeurde met betrekking tot de turfwinning. Als we het boek: Ontdekkingstochten in West-Brabant
lezen dan is er in 1332 de eerste vermelding van de Leurse turfvaart. Maar wat doe je als je aan het neuzen bent in oude documenten, als je ‘alles’
wilt weten over je dorp, en je komt als het ware een kompleet boek tegen? Een schriftelijk verslag, geschreven door een tijdgenoot.
Een beschrijving van Etten en Leur en Sprundel uit het einde van de 17e eeuw door Pieter Nuyts, schout van Etten etc. Ook schreef hij op wat hij
wist of had gehoord uit de overlevering. De bewerker van dit boek heeft zijn hart kunnen ophalen. Oude (topografische) namen of benamingen die we
nog steeds gebruiken, zoals Den Hil, of ’t Wipend, of Attelaken, letterlijk en woordelijk beschreven alsof je er zelf bij bent. Geen wonder dat de
bewerker vond dat veel meer mensen hier kennis van moesten kunnen nemen. Als je ook maar iets voelt voor je eigen geschiedenis, of van die van de
plaats of dorp waar je geboren bent, of waar je (nu) woont, of vandaan komt, dan is dit boek een ‘must’. Wat een werk en tijd hij had verzet om tot
alle feiten te komen om deze zo waarheidsgetrouw mogelijk aan het papier toe te vertrouwen.
Ik heb alle bewondering voor de volhardendheid waarmee hij te werk is gegaan.
Ik beveel dit boek dan ook van harte aan en wens u veel leesplezier.
Namens de Stichting Adriaan van Bergen
Jan van Harssel

Heemkundekring Jan Uten Houte en Stichting Adriaan van Bergen;  
 

16. Boeknummer: 00024  
Bredanaars in beeld
Historie -- Breda, algemeen           (1997)    [Duijghuisen Marcel]
Bredanaars in beeld

Inleiding
De eerste foto in mijn persoonlijk fotoalbum is een afbeelding van mijn vader, samen met zijn broers op en achter de ploeg. Ik kreeg die jaren
geleden van een van mijn ooms, omdat hij me wilde laten zien hoezeer ik op hem leek. Het klopte.
In het boek dat voor u ligt wemelt het van de mensen en situaties die u bekend zijn, waarin u zichzelf herkent of die een gevoel van verrassing
oproepen omdat ze u onbekend waren.
Het bovenstaande is ook de reden dat het Gemeentearchief Breda aan deze uitgave heeft meegewerkt. Alles wat in onze depots ligt maakt als
het ware onderdeel uit van het collectieve geheugen van de stad. En wat heb je nu aan een geheugen als daar geen gebruik van gemaakt wordt.
Een fotoboek is een middel om herinneringen te delen. U zult dat ongetwijfeld zelf vaak genoeg ervaren hebben.
Wat nu voor u ligt is nog geen procent van het totale foto- en negatievenbestand van het Bredase gemeentearchief. Mocht u
nieuwsgierig zijn naar de rest, dan bent u van harte welkom. Zoals gezegd, wij zijn er voor u.
En met u bedoel ik ook al diegenen die pas sedert kort deel uitmaken van de gemeente Breda, de inwoners van de voormalige gemeenten
Prinsenbeek. Teteringen en Nieuw-Ginneken. Ook zij zullen zichzelf bij wijze van spreken tegenkomen.
Het verzorgen van een dergelijke uitgave is geen sinecure en ik bedank dan ook mijn medewerkers - hun namen treft u aan op de binnenflap -
voor de extra inspanning die zij geleverd hebben om dit boek tol stand te brengen. Tevens bedank ik de corrector Wil Sterenborg. Ik hoop dat u
hetzelfde plezier en het beetje spanning zult beleven aan het bekijken van dit boek als zij hadden bij de samenstelling ervan.
Ook dank ik Ton Gunsing en Paul van Orsouw van Boekhandel Gianotten. die het voortouw en daarmee het risico hebben genomen voor
deze uitgave. De samenwerking met hen liep gesmeerd. Datzelfde geldt voor de contacten met drukkerij Gianotten.
Ten slotte, in 2002 zal Breda zijn 750-jarig bestaan vieren als een ‘stad met karakter'. Wat mij betreft is de presentatie hier van al die
karaktervolle 'Bredanaars in beeld' een opmaat naar die festiviteiten.
Marcel Duijghuisen
vakdirecteur IMA / gemeentearchivaris

Boekhandel Gianotten Breda ism Gemeentearchief Breda;  
 

17. Boeknummer: 00025  
Breda door de eeuwen heen
Historie -- Breda, algemeen           (1996)    [Gemeentearchief Breda]
Breda door de eeuwen heen

Het gemeentewapen van Breda is rood met drie schuinkruisjes van zilver. Het schild wordt aan de
achterzijde vastgehouden door een engel en aan weerszijden door twee leeuwen. Het geheel is geplaatst op
een burcht in natuurlijke kleuren.
Het rode wapenschild met de drie zilveren schuinkruisjes komt voor het eerst voor in 1203 op het zegel van Godfried
van Schoten, heer van Breda. Het is waarschijnlijk een geslachtswapen of familiewapen geweest. De schild-
houders dateren van latere tijd.
De gemeentevlag van Breda is een rode vlag met op het midden drie witte schuinkruisjes. Bij bijzondere
gelegenheden kan er boven deze vlag een oranje-wit-blauwe wimpel gehesen worden.

BREDA STAD...
De naam Breda komen we voor het eerst tegen in een oorkonde uit 1125. De naamsverklaring
is simpel: een gehucht aan de brede rivier de Aa, dus Breda. Een oorkonde uit 1198
vermeldt een castellum, een primitief kasteel. Een bijzonder jaartal is 1252. Breda krijgt
dan stadsrechten van Hendrik IV van Schoten. Het jaar 2002 wordt dus zeer bijzonder
voor Breda!

Afdeling Communicatie Bestuursdienst Gemeente Breda;  
 

18. Boeknummer: 00026  
Een bijzonder stukje Bredase Binnenstad
Historie -- Breda, algemeen           (2002)    [Gerard Otten, Jan Kamphuis, Kees van Roon, Ester Vink, Walter van de Calseyde]
Een bijzonder stukje Bredase Binnenstad

BETER TEN HALVE GEKEERD . .
In een dynamische stad als Breda, en zeker in het dichtbebouwde en intensief gebruikte stadshart, hebben talloze panden in de loop der tijd ingrijpende verande-
ringen ondergaan, zoals splitsing, samenvoeging, verbouwing en sloop. Zeker in de periode na de Tweede Wereldoorlog woog het economisch en praktisch belang vrijwel
altijd zwaarder dan het (cultuur-)historisch belang. Veel gebouwen zijn door die ongeremde vernieuwingsdrift ernstig verminkt; andere zijn nog slechts te bewonderen
op oude illustraties.
De laatste jaren is er weer meer aandacht en geld voor het behoud van panden die vaak al heel lang het gezicht, en daarmee het karakter van Breda bepalen. Zo stelde
de gemeente begin 2001 in haar nota 'Gekoesterd karakter' vast dat er een onderzoek moest worden gedaan naar de bouwhistorische kwaliteiten van de circa 650 historische
panden in de binnenstad. Extra aanleiding daarvoor was de commotie vanwege de sloop van enkele waardevolle panden in het stadshart. De gemeente beschikte daar-
bij niet over harde (bouw-)historische gegevens om een sloopvergunning te kunnen weigeren.
Het doel van het 'Bouwhistorisch Onderzoek Binnenstad' (BOB) is het achterhalen en (digitaal) vastleggen van belangrijke historische gegevens van panden waarvan dik-
wijls uit onwetendheid niet wordt vermoed wat de bijzondere waarde ervan is.
In 2002 is bij wijze van proefproject een historisch en bouwhistorisch onderzoek gedaan naar 25 panden en hun bewoners in het blok bebouwing tussen de Haven-
Vismarktstraat-Havermarkt-Potkanstraat. Dit proefproject leverde veel en soms verrassende informatie op.
In deze uitgave komt een selectie uit dat materiaal aan bod.

Afdeling Welstand, Achitectuur en Monumenten Gemeente Breda;  
 

19. Boeknummer: 00032  
Rondje Liesbos. Oude Liesboslaan, Bagvensestraat, Drielindendreef, Jagerpad, Leursebaan
Historie -- Princenhage, algemeen           (2012)    [Kees van Endschot]
Rondje Liesbos deel 1
zie ook 00046, 00321 en 00443 (Rondje Liesbos deel 2, deel 3 en deel 4)

Voorwoord
U zult zich afvragen waarom een boek van de geschiedenis van het Liesbos en zijn directe
omgeving? Daar is eenvoudig antwoord op te geven: omdat zo’n boek er nog niet is!!
Verschillende wijken, straten en gehuchten in en om Breda, van vroegere jaren, zijn reeds in
kaart gebracht. Van het Bredase, vroeger Princenhaagse Liesbos ontbrak dat nog, daarom dit
boek.
Ikzelf ben bij het Liesbos opgegroeid, aan de Krekelweg op de Beek, op oudere leeftijd is
mijn interesse ontstaan in de geschiedenis van het bos en zijn omgeving. Veel is er nog niet
van geschreven, zeker niet van ‘gewone’ huizen en zijn bewoners. Voor mij een reden om dit
aan te pakken. Vanaf 1997 ben ik hiermee aan de slag gegaan, na zoveel jaar ‘arbeid’ ligt het
eerste resultaat nu voor U.
Hierin worden de straten, lanen en dreven die het Liesbos omgeven behandeld. Verder de
wegen besproken die naar het bos leidden. Van deze laatsten zijn sommige niet in zijn geheel
beschreven, alleen die gedeelten het dichtst bij het Liesbos.
Alle bebouwing van voornoemde omgeving met zijn bewoners wordt straat voor straat
behandeld, beginnende bij het bevolkingsregister van 1811-1812 en het kadaster van
omstreeks 1824. Zo ook de huizen die jaren geleden al zijn verdwenen. De bebouwing eindigt
met het jaar 1965, een enkele uitzondering daargelaten. De bewoning strekt zich uit vanaf
1811 tot het einde van de vorige eeuw, soms tot het begin van deze.
Ik heb nagenoeg alle huizen, boerderijen, villa’s en andere bebouwing met zijn bewoners in
die tijdsperiode beschreven, van de een wat meer dan van de ander, zonder geheel compleet te
zijn. De periode tussen 1910 en 1960 krijgt de meeste aandacht met veel foto’s van die tijd.
Van vóór die periode is er niet zo veel beeldmateriaal.
Veel informatie en foto’s zijn mij daarbij ‘aangereikt’ door vroegere en huidige bewoners.
Zonder hen had dit boek nooit gemaakt kunnen worden, speciaal voor hen is dit boek
uitgebracht.
Er is teveel informatie en foto’s, aangevuld met archief gegevens om in één boek onder te
brengen. Na dit volgen er in de komende jaren nog een paar.
Dit eerste boek behandelt het gedeelte dat oostelijk van het Liesbos gelegen is. Met daarin
een gedeelte van de (Oude) Liesboslaan, Bagvensestraat, Drielindendreef, Jagerpad en een
gedeelte Leursebaan.
Ik wens U veel leesplezier toe en hoop dat dit boek U weer een beetje herinnering, herkenning
en tijdelijk weer even terug in die ‘goeie ouwe tijd’ brengt.
Kees van Endschot
December 2012

Eigen uitgave;  
 

20. Boeknummer: 00033  
Luimige Landlopersverhalen.
Historie -- Plattelands- en boerenleven           (2010)    [Marc van Uffelen]
Luimige Landlopersverhalen versie dd. 15 juli 2010

VOORWOORD
Waren de landlopers de laatste nomaden?
Leefde in hen nog dat laatste stukje zwerver van onze verre verre voorouders? Of waren de landlopers en de bedelaars gewoon de arme
stumpers, die uit de boot waren gevallen? Was de maatschappij te ingewikkeld voor hen? Hadden ze tegenslag?
Of waren ze te lui om te werken?

In de Middeleeuwen werden de landlopers verjaagd, gebrandmerkt en verbannen. In de Moderne Tijden wilde men hen arbeidsvreugde
aanleren door middel van dwangarbeid. Zo ontstonden de eerste tuchthuizen. Tijdens de Hollandse Tijd bouwde de Maatschappij van
Weldadigheid in de Noorderkempen een groot bedelaarshuis en vele kleine hoevetjes. Daarvoor werd het heidelandschap omgevormd tot een
dambordstructuur van akkers, weiden en bossen, omringd met dreven.
In het nieuwe jonge België werd de Wet op de Landloperij gestemd die bij alle Belgen in het collectief geheugen zit: wie op straat komt, moet
zijn identiteitskaart kunnen tonen en moet geld bij zich hebben om minstens één brood te kunnen kopen. Dat was meteen de start van de
Rijksweldadigheidskoloniën in Merksplas en Wortel. Maar omdat arm zijn geen misdaad is, werd ook dat systeem afgeschaft.

Deze geschiedenis van de armoede is in het landschap nog tastbaar aanwezig, als één groot openluchtmuseum, een penitentiair Bokrijk,
uniek in Europa!

Maar ook het samenleven met de landlopers was speciaal!
Voor de overheid was het een mengvorm van dwang en liefdadigheid.
Veel bewoners uit de regio hadden een heimelijke sympathie voor deze gasten, voor de underdogs van de maatschappij...
Ook het niet-tasbare erfgoed is uniek!

Door middel van de vele kleine anekdotische landlopersverhalen krijgen we een prachtig beeld van het leven zoals het was, binnen in de
landloperskolonies.

Wij wensen je een amusant en leerrijk leesgenot.
Gevangenismuseum vzw

Eigen uitgave. DNS/Gevangenismuseum;  
 

21. Boeknummer: 00034  
Straffeloos Slenteren in Merksplas-kolonie en in Wortel-kolonie
Historie -- Plattelands- en boerenleven           (2010)    [Karel Govaerts e.a.]
Straffeloos Slenteren in Merksplas/Wortel kolonie. Uitgave t.g.v. Open Monumentendag

TEN GELEIDE
Toen in 1993 de wet op de landloperij werd afgeschaft kon niemand vermoeden welke gevolgen dit zou hebben voor Merksplas-Kolonie en Wortel-Kolonie.

Verschillende gebouwen en gronden van de landloperskolonies vielen zonder functie, wat op termijn merkbaar was aan verwaarlozing, aftakeling en verval. Om een dreigende
versnippering tegen te gaan, werd op 9 september 1995 de Mars op Wortel-Kolonie georganiseerd, gecoördineerd door Het Convent, gekend van het begijnhof in Hoogstraten.
In Merksplas werd het Platform 'Red Merksplas-Kolonie' vzw opgericht, een koepel van Merksplasse en Vlaamse verenigingen.

Na twee jaar lobbywerk en constructief overleg keerde het tij. De Vlaamse Gemeenschap kocht, via de Vlaamse Landmaatschappij, een groot deel van de gronden van de federale
overheid. Andere Vlaamse partners zijn: de afdeling Monumenten & Landschappen, de drinkwatermaatschappij PIDPA en het Agentschap Bos & Natuur. Door de Federale
Overheidsdienst Binnenlandse Zaken werden in Merksplas vier gebouwen omgevormd tot een Centrum voor Illegalen. De Provincie Antwerpen richtte eind 1997 de Stichting
Kempens Landschap op, welke als taak heeft grote domeinen te beschermen en te beheren.

In 1998 nam Merksplas voor het eerst deel aan de Open Monumenten-Dagen (OMD), toen met een grote tentoonstelling en receptie. Sindsdien mochten we jaarlijks ca. 2000
bezoekers per dag verwelkomen. De partners bij het OMD-initiatief in Merksplas zijn: de cultuurraad CuRaM, de heemkundekring Marcblas, Gevangenismuseum vzw, het Platform
'Red Merksplas-Kolonie' vzw en Toerisme Merksplas. Zij krijgen hierbij de gewaardeerde hulp van het gemeentebestuur van Merksplas, de huidige eigenaar van de gebouwen en de
aanpalende gronden.

In 1999 werd de beschermingsprocedure met succes afgerond: zowel het landschap als de vijf voornaamste gebouwen zijn definitief beschermd. In dat jaar werd ook de vzw
Gevangenismuseum gesticht. Vanaf april 2007 kan de toerist een bezoek brengen aan het 'Gevangenismuseum' in de landloperskapel en/of met een gids gaan wandelen langs het
Vagebondjespad.

In november 2005 verwierf de gemeente Merksplas de kapel, de Grote Hoeve en de aanpalende gronden. Met de deskundige hulp van professionelen onderzoekt de gemeente de
haalbare mogelijkheden m.b.t. herbestemming, beheer en financiering.

In de lente van 2007 nam de gemeente deel aan de Monumentenstrijd, waardoor de site van Merksplas-Kolonie in gans Vlaanderen met succes werd gepromoot.

Het groenpatrimonium, en het beheer ervan, is in de goede handen van het Vlaams Gewest. Het is belangrijk dat u en ik kunnen genieten van dit mooie domein. Moge onze brochure u
een beetje begeleiden op deze boeiende ontdekkingstocht...

Veel wandel- en fietsgenot namens het lokaal OMD-comité,

Frank Wilrycx, burgemeester,
Kristien Mangelschots, cultuurraad CURAM, Jan Dielis, Toerisme Merksplas
Karei Govaerts, heemkring 'Marcblas' & 'Gevangenismuseum vzw'
Joris Vranckx, Platform 'Red Merksplas-Kolonie' vzw.

Eigen uitgave. OMD-comite Gemeente Merksplas/WortelCultuurraad CURAM;  
 

22. Boeknummer: 00037  
Heemkundige sprokkelingen
Historie -- Brabant, algemeen           (1997)    [Myrian en Ad van Moolenbroek. Commissie Brabantse Heem 50 jaar]
Heemkundige sprokkelingen. T.g.v. 50 jaar Brabants Heem 1947-1997 aangeboden door een aantal heemkundeverenigingen

VOORWOORD
DOOR Myriam van Moolenbroek-Vogels
Deze uitgave bevat een aantal 'Heemkundige Sprokkelingen'. Met medewerking van enkele Brabants Heem-leden 'van het eerste uur’ én een aantal heemkunde-
kringen, die alle aangesloten zijn bij Brabants Heem, kwam dit boek tot stand.
Een speciaal voor deze gelegenheid in het leven geroepen commissie 'Brabants Heem 50 jaar’ verzocht deze 'leden van het eerste uur' om hun beleving
van die 50 jaar Brabants Heem op papier te zetten.
Aan de 108 aangesloten kringen deed de commissie 'Brabants Heem 50 jaar' de suggestie een markante of curieuze gebeurtenis uit de geschiedenis van hun
woonplaats op te tekenen. Dit om zodoende een compilatie te maken van momenten uit het Brabants verleden. Niet alle kringen gaven gehoor aan die
oproep, maar de ingezonden artikelen zijn de moeite waard. Al was het alleen maar omdat ze meer zijn dan alleen maar een verhaaltje, maar als het ware de
diversiteit van de Brabantse dorpen én van de verschillende heemkundekringen weergeven.
Dit boek heeft ook niet de bedoeling zwaarwichtig of wetenschappelijk te zijn maar is meer bedoeld als een boeket. Laten we zeggen een veldboeket dat wordt
aangeboden aan de jubilaris Brabants Heem. Deze uitgave is dus 'geen uitgave van' Brabants Heem maar 'een gave aan' Brabants Heem.
De artikelen werden gerangschikt volgens de alfabetische volgorde van de plaatsnaam. De teksten werden vrijwel ongewijzigd verwerkt, dit met de bedoeling de
authenticiteit van de inzendingen geen geweld aan te doen. De commissie 'Brabants Heem 50 jaar' dankt de heemkundigen en de heemkundekringen die
meegewerkt hebben aan het verwezenlijken van dit initiatief.
De samenstellers wensen Brabants Heem nog een lang en succesvol bestaan en u, gewaardeerde lezer, veel leesgenot toe.
Namens de commissie '50 jaar Brabants Heem'
Myriam van Moolenbroek-Vogels

In eigen beheer. Drukkerij Papen Waalre;  
 

23. Boeknummer: 00039  
Brabants leven van weleer
Historie -- Brabant, algemeen           (1997)    [Samenstelling Van Geyt e.a.]
Brabants leven van weleer dl I. Foto's en teksten over dorpen in Brabant uit de collecties
L. de Fost Helmond, IKA-Productions, het Breda's Museum en diverse personen en instellingen in Brabant

INHOUD
Achtmaal - Alphen - Bavel - Bosschenhoofd - Chaam - Dorst - Drunen - Dussen - Fijnaart - Gilze

‘s-Gravenmoer - Halsteren - Hilvarenbeek - Hoeven - Hoogerheide - Hulsel - Huybergen - Kaatsheuvel

Klundert - Langeweg - Moerdijk - Moergestel - Nispen - Ossendrecht - Oud-Gastel - Prinsenbeek

Putte - Raamsdonksveer - Riel - Rucphen - Rijen - Rijsbergen - Schijf - Sprang - Sprundel - Stampersgat

Standdaarbuiten - Steenbergen - St. Willebrord - Teteringen - Ulicoten - Waspik - Woensdrecht

Wouw - Wouwse Plantage - Wijk en Aalburg - Zevenbergschenhoek

Van Geyt Productions Ljubljana;  
 

24. Boeknummer: 00041  
Gouwe Gasten Goei Volluk
Historie -- Breda, algemeen           (2002)    [Rinie Maas]
Gouwe Gasten Goei Volluk


Voorwoord Chris Rutten,burgemeester van Breda
Geachte lezer,
U heeft op dit moment een 'pareltje van het zuiden' in handen.
Rinie Maas is er namelijk wederom in geslaagd een prachtige bundel met verhalen ‘van en voor het volk’ samen te stellen.
Rinie Maas behoeft eigenlijk geen introductie meer want wie kent hem niet? Elke week weer kan heel Breda (mits natuurlijk geen 'nee-nee-sticker' op de brieven-
bus) genieten van een verhaal over een Bredanaar of een Bredase gebeurtenis. Met vlotte pen, in een zeer plezierige stijl, schildert hij met woorden fraaie taferelen, en
zie je de persoon of het gebeurde verschijnen op je netvlies. En elke keer leer je weer iets over het vroegere leven in onze prachtige stad.
Naast de wekelijkse bijdrage aan de Bredase Bode is er natuurlijk ook het boek 'Gaode mee door ‘t Aogje'. In 1998 bestond Princenhage 800 jaar, en dat was de eerste
aanleiding voor Rinie om verhalen te bundelen tot een boek. Het lijkt me dan ook stug dat er nog Bredanaars zijn die nog nooit een pennenvrucht van Rinie Maas
onder ogen hebben gehad. Maar mocht dat zo zijn, dan kan het nu meer dan goed worden gemaakt.
Ter gelegenheid van 750 jaar Breda heeft Rinie zo'n 50 verhalen geschreven over het 'Breda van weleer' zoals de ondertitel van dit boek luidt. Het boek behandelt 80 jaar
recente geschiedenis van onze Stad met Karakter volgens het beproefde recept: volksverhalen opgetekend uit de monden van vertellers en omgezet in kleurrijke bewoor-
dingen. Dat is Rinie wel toevertrouwd.
Dat Uitgeverij Vorsselmans de uitgave verzorgt en de daarbij behorende risico’s voor zijn rekening neemt is natuurlijk fantastisch. Natuurlijk, Vorsselmans kent als
geen ander de aantrekkelijkheid van de verhalen van Rinie: Vorsselmans is immers ook de uitgever van de Bredase Bode. Het 100-jarig bestaan van de Uitgeverij is
wellicht één van de redenen van dit genereuze gebaar.
Maar wat de achtergronden ook zijn, op deze plaats wil ik Vorsselmans danken voor het mogelijk maken van de bundel en hem natuurlijk van harte feliciteren met dit
eeuwfeest. Ik wens hem toe dat het boek een succes wordt en dat de uitgeverij nog vele voorspoedige jaren zal hebben.

Lezer,
Pak en lees een verhaal, over Mieke Bukkum of de Rooie Mie, over het gemeenteziekenhuis of de koepelgevangenis en laat u meenemen naar tijden die alleen nog bestaan
in verhalen en in afbeeldingen; laat een beetje heimwee u bevangen en laat de geest zich verenigen met 'Gouwe Gasten, Goei Volluk' uit de vorige eeuw van Breda.

Rinie, bedankt, het is prachtig, en ik hoop dat vele Bredanaars het boek zullen aanschaffen en zich mee laten slepen door je manier van vertellen. Dank voor je
feestelijke bijdrage aan het 750-jarig bestaan van ons Breda, Stad Met Karakter, en voor het vele werk dat je hebt verzet om dit boek tot stand te brengen.
mr. C.G.J. Rutten
burgemeester van Breda

Gouwe Gasten, Goei Volluk Het Breda van Weleer 1920-2000
Deze tweede bundel geromantiseerde stadsverhalen op historische grondslag verschijnt ter gelegenheid van Breda 750 jaar. De eerste verhalenbundel van Rinie
Maas 'Gaode mee door ‘t Aogje', verscheen in 1998, ter gelegenheid van Princenhage 800 jaar. Gezien het succes van deze bundel is dit boek daarop eigenlijk een logisch
vervolg.
'Gouwe Gasten. Goei Volluk' is een uitgave van de Bredase Bode, als hommage aan de Baroniestad. De verhalen over mensen en gebeurtenissen in de stad Breda wer-
den eerder gepubliceerd in de Bredase Bode in de rubriek Het Breda van Weleer. Op 18 oktober 1995 liet Rinie Maas als kroniekschrijver voor de eerste maal aan
de hand van jeugdherinneringen, primaire bronnen, archieven en documenten het verleden van Breda herleven in de Bredase Bode, die toen nog 'De Bredanaar' als
titel droeg. De daaropvolgende jaren zouden nog vele ontboezemingen uit de vlotte pen van Rinie Maas vloeien. Talrijke kleurrijke figuren uit Breda zijn door de
schrijver in de loop der jaren opnieuw in de schijnwerpers geplaatst. Janus Jongbloed, de Patriarch van de Abrahamschoot, Kaatje en Mieke van de Haagdijk, Pik-
kie van het Valkenberg zijn maar enkelen van de opmerkelijke mensen die in hun eenvoud voor de Bredanaars absoluut een hoofdrol in de stad hebben vervuld en daar-
door terecht een plaats hebben gekregen in dit boek.

Sinds de eerste publicatie in 1995 is Het Breda van Weleer uitgegroeid tot een vaste waarde van de Bredase Bode en één van de meest gelezen rubrieken in het week-
blad. Dat het elke week opnieuw veel gevoelens en emoties losweekt bij de lezers, blijkt wel uit de grote hoeveelheid reacties die de redactie iedere keer weer ont-
vangt. Naast bepaalde aanvullingen, correcties en opmerkingen, kruipt menig lezer in de pen om uitgebreide opstellen en zelfs complete ontboezemingen op papier te
zetten. Onder de reacties werd de afgelopen jaren de roep om de verhalen te bundelen steeds luider. Tegelijkertijd kreeg de Stichting Breda 750 jaar meerdere suggesties
om in het jubileumjaar een boek over historische Bredase personen te laten verschijnen. Daarbij werd de naam van 'onze' Rinie Maas uitdrukkelijk genoemd. Het logi-
sche gevolg was een bundeling van de krachten, wat heeft geresulteerd in deze bijzondere uitgave met Stads-verhalen.

Op zijn bekende wijze heeft Rinie Maas gebeurtenissen uit het verleden opnieuw kleur gegeven. De demping van de Mark omstreeks 1940 o.l.v. burgemeester B.W.Th.
van Slobbe, als 'opstapje' om ook de Haven te dichten, verteld door de ooggetuige Manus Schimmelaars, is maar één van de verhalen die naar onze mening onmid-
dellijk de aandacht van de lezer trekken. Deze bundel maakt wederom duidelijk dat Rinie Maas over de gave beschikt om zowel voorname en belangrijke als preten-
tieloze” Bredase historische personen en gebeurtenissen te beschrijven op een dusdanige manier dat het verhaal van het begin tot het eind blijft boeien. Door middel van
deze verhalen blijft de geschiedenis van Breda levend, ook de komende 750 jaar. Ik wens u véél leesplezier toe.

Jan Willem van Bodegom,
hoofdredacteur De Bredase Bode

Inhoud Gouwe Gasten, Goei Volluk
1. LUT, DE LAATSTE BREDASE KLEPPERMAN.............................
2. EEN LIEFDESKAART VOOR JUFFROUW JASPERS.........................
3. PIET AVONTUUR.............................................
4. TINUS DE KLOPPER.............................................
5. HUIS GROOT WOLFSLAAR.........................................
6. DE SCHOLENSAMENZANG........................................
7. DE ROOIE MIE VAN DE NIEUWE WEG.................................
8. DE MEESTERLIJKE LEO CANJELS...................................
9. DE BOMINSLAG OP BAD GINNEKEN EN DE BALFORTBRUG.................
10. HET GEMEENTEZIEKENHUIS AAN DE SCHORSMOLEN.....................
11. WEESHUIS SINT WILLIBRORDUS....................................
12. DE BOSCHSTRAAT...............................................
13. DE PATRIARCH VAN DE ABRAHAMSSCHOOT............................
14. HET VERMAARDE ZESDE EN DE GIFPIL...............................
15. HET BREDASE PALACE-THEATER: BRUTUS EN CALIGULA..................
16. HET SPORTFONDSENBAD EN DE VIERWINDENSTRAAT.....................
17. DE KWATTA IN BREDA............................................
18. HET BADHUIS AAN DE FELLENOORDSTRAAT...........................
19. MIEKEBUKKUM................................................
20. HET VERDWENEN GEHUCHT HEUSDENHOUT...........................
21. DE MARIA-HEMELVAARTKERK.....................................
22. NAC’S NOBELSTE ZWOEGER: PAUKE VAN DEN HOVEN.....................
23. HET MEEST UNIEKE PARK VAN NEDERLAND: HET VALKENBERG.............
24. HET BOZE BEGIJNTJE............................................
25. PIKKIE VAN HET VALKENBERG.....................................
26. DE BREDASE ORGELDRAAIER JANUS JONGBLOED.......................
27. DE BREDASE BRUINTJES..........................................
28. WIE WAS SIMON BOOG...........................................
29. SNARF VAN DORST..............................................
30. DE POKKENPRIK VAN PIET JOOSSEN.................................
31. DE DRIE MUSKETIERS VAN BREDA..................................
32. OVER BEROEMDE BREDASE HISTORISCHE PERSONEN.....................
33. HET VERZET VAN JANTJE DE SCHOENLAPPER EN D’N BLOMKOOL............
34. DE AANSLAG: HET GEVECHT OM DE WILHELMINABRUG..................
35. DE POËZIE VAN MARTINUS NIJHOFF OVER DE BARONIELAAN...............
36. HEIN VAN GASTEL: RASPAARDJE VAN RATH VERLEGH....................
37. LEVEN EN WERK IN DE WIJK DE SCHORSMOLEN........................
38. HET SLACHTHUIS VAN DIRECTEUR MEYER IN DE BELCRUMPOLDER..........
39. VROUW DE BRALIE EN DR. FRANS HEYLAERTS..........................
40. KRISKRAS DOOR BREDA; DE ZUSTERS FERD1NANDA EN CORONA............
41. EEN BOEKETJE BLOEMEN VOOR APPELSIENTJE..........................
42. LEVENSMIDDELEN EN COMESTIBLES IN DE BREDASE BUURTWINKEL........
43. DE ZANDBERGWEG. LOUISKE BOMBARDON EN DE WITTE KUBBER...........
44. DE KOEPELGEVANGENIS..........................................
45. HET S1NT-IGNATIUSZ1EKENHUIS....................................
46. PROCESSIES EN PELGRIMAGES: WAT HEEFT BREDA MET SCHERPENHEUVEL?...
47. HET HEUVELKWARTIER..........................................
48. EEN BREDASE ST. CHRISTOFFEL...................................
49. HET BRABANTPARK............................................
50. DE GEDEMPTE MARK............................................
51. KAATJE EN MIEKE VAN DE HAAGDIJK...............................

Uitg. Vorsselmans Zundert;  
 

25. Boeknummer: 00043  
Heksenwiel. Centrumgebied Haagse Beemden Breda
Historie -- Breda, algemeen           (1994)    [Heystek, Jan; e.a.]
Heksenwiel. Centrumgebied Haagse Beemden Breda

Met gepaste trots mag ik het voorwoord schrijven in dit bijzondere boek over een al even bijzonder samenwerkingsproject.
Blauwhoed Vastgoed-ontwikkeling bv en de Gemeente Breda toveren met 'Heksenwiel, Centrumgebied Haagse Beemden, Breda'
een publikatie tevoorschijn die de geslaagde samenwerking tussen de acht realisatoren van dit Centrumgebied van de Haagse Beemden
memoreert en levend houdt.

Met de Haagse Beemden trad Breda in de jaren zeventig buiten haar muren. Op de plaats waar in de Ijzertijd al mensen woonden en het landschap
een hoofdrol speelde, is een uitbreidingswijk naar de inzichten van de moderne tijd gebouwd.
Daarbij is de waarde van het verleden behouden gebleven. In de Haagse Beemden vindt men een symbiose in de betekenis van de Dikke van Dale:
'Het samenleven van twee ongelijksoortige organismen/fenomenen op of in elkaar tot wederzijds voordeel'.
Het karakteristieke landschap behield zijn plaats in een moderne woonwijk. In figuurlijke zin komt dit tot uiting in de rol die de typische kenmerken
van het 'Brabantse dorp' spelen. Deze komen juist in het Heksenwiel naar voren.

Het Centrumgebied Heksenwiel is het hart van de Haagse Beemden waarin we de functies van een dorps- of stadskern herkennen.
Wonen, werken, winkelen, elkaar ontmoeten en recreëren in één gebied. In veel Brabantse dorpen zien we dit en beschouwen we het als een overle-
vering die bewaard moet blijven.
De zichtlijn naar de toren van de Grote Kerk van Breda geeft de relatie met de stad aan. Het Centrumgebied heeft alle ingrediënten die het
tot een volwaardige en complete kern maken.

De Gemeente Breda is niet alleen trots op het Centrumgebied. De goede samenwerking met de mede-realisatoren van het Heksenwiel geeft reden
tot grote tevredenheid. Dit project heeft een speciale plaats verworven in de groep van Publiek-Private Samenwerkingsprojecten.
De relatief korte tijd tussen de ondertekening van de realisatie-overeenkomst en de oplevering van de diverse delen van het Centrumgebied hebben
samen met de volledige verwezenlijking van de oorspronkelijke plannen dit project een speciaal cachet gegeven.

Breda, de Haagse Beemden en de realisatoren van het Centrumgebied Heksenwiel kunnen trots zijn.

drs. E.H.T.M. Nijpels
Burgemeester van Breda

Gemeente Breda;  
 

26. Boeknummer: 00044  
De stad, een fotograaf en zijn fiets
Historie -- Breda, algemeen           (2008)    [P.Haverman, Wessel Keizer]
De stad, een fotograaf en zijn fiets en andere verhalen van mensen die Breda in hun hart dragen


Inleiding
De Stad der Vrouwen

Mensen, jong en oud, ze rollen en ze lopen. Straten, terrassen vol met opgewekte personen. Wat maakt hen toch zo anders? Wat verbindt hen?
Zo klein is de stad niet meer. Niet als een dorp. Hoe organiseren ze hun leven? Hoe behouden ze hun warmte, hun geborgenheid in een wereld die
om 'efficiency' vraagt? Hoe blijven ze elkaar kennen, in de grote massa?
Hoe houden ze hun groene landschap in en om de stad, hun historische gebouwen, hun ambachtelijke inborst? Hoe kan het dat ze daarnaast toch
innovatief en grootschalig kunnen denken? Amerikanen boeien? Chinezen!
Wat is dat, het Bredase geheim?

Hoe te leven
Wessel Keizer zoekt de antwoorden. Een fietsende fotograaf die langs lanen en door stegen stevent. Een zoeker die vanaf het zadel ziet. Hij verwacht de
verrassing, geniet van de verwondering, verdrinkt in de wereld die achter de foto ligt. Hij bewaart het voor ons en het nageslacht: het begeerde Ginneken
en het Westerpark, waar de wens wordt verwezenlijkt om 'een eigen huis' te hebben. De Knokkestraat waar een kind zijn eerste contacten legt die later
gouden herinneringen blijken te zijn. De goudkust van het Montenspark waar diversiteit zich niet in huidskleur maar in bouwstijlen uit.

De ongekroonde stadsfotograaf zoekt een antwoord zonder woorden. Bredanaars weten immers intuïtief wanneer het juist is. Ze denken in beelden.
Beelden van vroeger, het goede leven. Beelden van straks, de betere toekomst. Bredanaars groeien in balans. 'Niet te gek, eej kul.' Ze weten hoe te
leven, die 170.000 in het Haagje van het Zuiden. 'Breda, mijn stad,' zeggen ze. Maar niet alleen de stenen zijn de genen.

klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding


De bron van het Valkenberg
Eeuwen water vloeide door Aa en Mark. Eerlijk water, het schonk de bieren een goede smaak en daarmee wellicht de drinkers. Hun 'joie de vivre' ging
niet ten koste van verantwoordelijkheid. - De nieuwe haven is als een teruggevonden parel -. Het optimisme van de werkenden opende de weg naar
welzijn. Meer nog dan welvaart, een glimp van het geheim.

De genen van de stad zijn oud en voornaam. Ze zijn diplomatiek en diep ontwikkeld. De clerus, de magistraat, de prinsen van het kasteel, mijmerend
door de Reigerstraat kom je ze tegen. De vrouwen van het Valkenberg verankerden een feminiene bron die onvindbaar de Bredanaars voedt. De
chique zwanen in hun park boezemen de nieuwkomer vertrouwen in. Traag maar natuurlijk assimileert Breda.

Verantwoorde variatie
De fysieke stad is net als het leven, een avontuur dat beleeft mag worden. Voor de een een stratenpatroon als een Engelse tuin, voor de ander een
dwaal- en doolmilieu met vaste ankerpunten. Waar de Kwatta en de Etna zijn verdwenen, klopt iets niet. Het Klapcot en de Havermarkt daarentegen,
zijn Breda ten voeten uit. Sterk is de stad en kwetsbaar zijn haar kinderen.
Transparant is de high tech architectuur op het historische Chassé-terrein en mysterieus zijn de middeleeuwse sporen in de moderniteit. Die variatie
maakt het spannend.

De uitbreiding en inbreiding van de stad vraagt om rijpe reparateurs. De shuttle van de HSL meert aan waar eerder paarden fusten 3-Hoefijzers-bier
vervoerden. Via Breda loopt als een Romeinse heerbaan langs kolossale silo's, tentoonstellingen van industriële grandeur. Het is moeder Breda die de ver-
binding moet maken tussen de diverse karakters van haar kroost. Het is moeder Breda die zonder betuttelend te zijn haar verantwoordelijkheid moet
nemen voor de regio. Het palet van Van Gogh ligt immers in haar achtertuin.

Bredase beweging
Die bijzondere manier van leven, kunnen we die beschrijven? 'Bredanaars zijn Bourgondiër, Westerling en Belg tegelijk,' stelt Paul Schnabel, directeur
van het Sociaal Cultureel Planbureau, over zijn geboortestad.
Echt zijn ze, de Bredanaars en soms zelfs doortastend; in hun harten jong en vrolijker dan de buurman. Hun werkwijze kun je typeren als een 'familiair
professionalisme'.

Het geheim van de Bredase levenswijze ligt in de garnizoenen van weleer. Officieren mochten vroeger niet katholiek zijn. Protestanten vestigden zich
in de Nassau-stad. Uit de integratie van Belgen, Bourgondiërs en Westerlingen groeide geruisloos een nieuwe gemeenschap. Een gemeenschap die, hoe
militair masculien ook van buiten, zacht van binnen bleef. De officieren verbleven immers in de stad van hun vrouwen.

Is dat het geheim van Breda? Een vrouwelijke stad. Vroeg werd ze geteisterd door godsdiensttwisten. Toen elders de wereld zwart-wit was, lagen zowel
de Hollander als de Spanjaard in haar bed. Ze heeft ze van dichtbij leren kennen, hen ontdaan van hun wapengekletter en met zachte hand gevoeld
dat beide mannen mensen bleken. Dat onverbrekelijke geloof in de mens, zoals een moeder haar kinderen blind vertrouwt, dat is de Bredase beweging.

Vrouwelijke verbinding
Hoewel garnizoenstad hebben vrouwen hier altijd invloed gehad. Toonden mannen daardoor hun betere kant? Bovendien hield de 'gemene mensch
vant laant' al te hoge ambities aan de grond. Het is de x-factor van het Bredase chromosoom die doorslaggevend is. Een stad met een open en
sociale oriëntatie. Een stad voor wie de bloeitijd pas begint.

De druk van de wereldhavens Antwerpen en Rotterdam, de Chinese relaties, de Amerikaanse interesse, het Benelux-centrum; de vooruitgang dient zich,
soms opdringerig aan, als een ongeduldige jongeling.
Dan is het aan Breda om haar waardigheid te tonen. De vrijers mogen langskomen, mee-eten zelfs. Maar zij bepaalt hoe lang en waar ze slapen. Geen
industrie meer zonder duurzame uitgangspunten, geen plannen zonder beschouwing van het omgevingseffect. Geen besluiten zonder draagvlak.

Liefdevolle erflaters
Residuen van de oude beschaving vormen een netwerk met de futuristische bespiegelingen van de beleidsmakers van vandaag. Plannen krijgen als
kazen tijd om te rijpen. 'Pieken in de Delta' geven zicht op de weelderige wol die zonder veel geschreeuw aan de Zuid-Nederlandse 'schaopkes' groeit.
Het toerisme en de horeca kennen hier een on-Nederlandse gastvrijheid.
Kansen voor een economisch cluster van onderwijs en ondernemingen? De techniek en onderhoudsector zijn zo sterk dat ze duizenden mensen tekort
dreigen te komen. Zorg, 'food', 'visual design', logistiek lijken lokale brandstoffen voor de economie van de toekomst. Liefdevol worden ze geëxplo-
reerd, met aandacht gevoed en subsidiair gestimuleerd. Zo werkt het nieuwe Breda, de hoofdstad van de regio, met de liefdevolle visie van haar erflaters.

De derde weg
Is Breda dan niet ambitieus? Wil ze dan oud worden en verstoffen? Wie dat denkt, kent haar niet. 'Meta', zou haar koosnaam kunnen zijn. Soeverein,
staat ze boven de ambitie. Ze overtreft de hitsigheid van de dag met haar lange-termijn-visie van uitgebalanceerde groei. 'She's watching the game,
controlling it,' om het met een verwijzing naar de musical 'Chess' te zeggen.
Ze is een schaker, Breda, en een familiemens. Uit dezelfde genen ontspruiten heel verschillende telgen. Breda hemelt hen
niet op (naar de 'eerste' Amerikaan Adriaen van der Donck is nog steeds geen straat vernoemd) en verstoot hen niet (zelfs de voormalige drie werden
menswaardig behandeld). Ze houdt haar kinderen bij elkaar en zoekt de derde weg. Het mag 'goed toeven' zijn voor allen in deze regio.

La grande dame
Wessel Keizer heeft die familie van Bredanaars, bezoekers en buitenlui, bezield geportretteerd. Handwerkers en bankzitters zien we in dit boek, delicate
dames en 'hupse dingskes'; decente drachten voor het Nassaumonument, kleurrijke kinderen op de kermis in de herfstvakantie. De familie verpoost en
drinkt bier in deze brouwersstad, het bier dat overal bij past. En ze eten Vlaams: friet van Christ, die hier 'vroeger nog wel eens ooit, echt is gewist'.
Hun frivole feesten zijn geworteld in religie. 'La grande dame' op de Grote Markt, leeft in het hart van alle Bredanaars. De processie van Niervaert her-
innert aan pragmatische piëteit. Religie rendeert. 'L'église Wallon' is een waarzegster voor de intellectuele elite. Wie een kaarsje brandt in de Sint-
Joost-kapel kapittelt het consumentisme. Gebrandschilderde schetsen uit het leven van Onze Lieve Vrouwe verkondigen het Bredase geloof in een
duurzame, verdraagzame samenleving. Een geloof in de oneindige groei van de familie. Een geloof in de bron van de jeugd.

Toekomst aan de jeugd
Breda zou daarom het mooiste studentencomplex van de wereld moeten worden. Studenten als stadsambassadeurs. Met z'n tienduizenden zijn ze,
Breda's jong talent. Ze zwermen uit in de stad, naar de regio, het land, Europa. Ze steken met hun enthousiasme anderen aan. Die komen dan weer
van heinde en ver. Het is al heel gewoon dat je in de supermarkten Duits, Engels, Spaans, Chinees hoort spreken.
En het zijn niet alleen de HBO-ers van Avans en NHTV die sprankeling brengen. Het Vitalis-College vitaliseert de stad met kansen voor verzorgenden. Het
Florijn berekent de toekomst met de discipline van Ignatius. Voorbeelden van vooruitstrevende MBO-opleidingen.
Talloze jonge Bredanaars ontmoeten de vele professionele en hulpvaardige handen van middelbare scholen als OLV, Mencia, Newman en Nassau.
De Bredase genen brengen nog oorspronkelijke leraren voort die in het basisonderwijs de mentaliteit van de stad vermenigvuldigen. We mogen er
allemaal zijn, met respect voor elkaars variatie.

Bredase beelden
In plaats van de grote -ismen heeft een verzameling van kleine verhalen de vorming van ons wereldbeeld overgenomen. Zo is het ook met het stads-
beeld. Dat wordt gevormd door duizenden beelden per dag. Soms heb je niet eens in de gaten dat ze zich aandienen. Wessel Keizer ziet de stad als
plek om plezier te maken, de stad als atelier, als werkplaats, de stad als thuis!

Dit fotoboek is een innemende impressie van onze stad. Geen hokjes, geen dwangmatige scheidslijnen separeren de Bredase beelden. Het leven dient
zich immers ook in fragmenten en stadia aan. Sommige Bredanaars vertellen hun beelden van het Bredase geheim, als vrienden aan de keukentafel.
Keizer (fotografie), Homburg (vormgeving) en Haverman (interviews) maakten een fotoboek als een familie-album van de stad. Een album zoals alleen
zachtaardige mannen het kunnen samenstellen.
November 2008,
Wilbert van den Bosch



Uitg. Van Kemenade Breda;  
 

27. Boeknummer: 00046  
Rondje Liesbos deel II
Historie -- Princenhage, algemeen           (2014)    [Kees van Endschot]
Rondje Liesbos deel 2
zie ook 00032, 00321 en 00443 (Rondje Liesbos deel 1, deel 3 en deel 4)

Voorwoord
Het tweede deel van Rondje Liesbos, dat nu voor U ligt, behandelt het gebied grotendeels
noordelijk van het Liesbos. Het gebied ook waar ik ben opgegroeid. Het ligt voor een groot
gedeelte in Prinsenbeek, nu een deelgemeente van Breda.
De geschiedenis van dit deel begint evenals deel I met het bevolkingsregister in 1811 en de
kadastrale gegevens die voor het eerst tussen 1824 en 1832 bekend werden. De Fransen
hebben goed werk verricht om alles geregistreerd te krijgen.
Landschappelijk verschillen deel I en deel II wel van elkaar, in het begin van mijn onder-
zoeksperiode was deel II nog minder bevolkt dan deel I. Het gebied was in die begintijd op de
Beek grotendeels nog niet ontgonnen, er waren veel woeste gronden met heide.
Er stonden maar enkele boerderijen en wat meer eenvoudige arbeiderswoningen. De meeste
woestenij was wachtende om bruikbare landbouwgrond van te maken.
In de loop van de 19e eeuw ging dat ook gebeuren, er werd steeds meer heide ontgonnen, die
veranderde in verkavelde vruchtbare percelen landbouwgrond. Daar bouwde men meest
eenvoudige houten huisjes met een rieten dak op. In veel gevallen gingen die maar enkele
tientallen jaren mee en werden dan weer afgebroken, voor nieuwe en stenen exemplaren. De
boerderijen gingen wat langer mee, maar ook die werden herbouwd.
Ik ben in deel II hetzelfde te werk gegaan als in deel I en behandel straat voor straat, kant voor
kant, de huizen die daar tot 1965 gebouwd zijn, een enkele uitzondering daargelaten. Daarbij
ook de huizen die al lang geleden verdwenen zijn.
De bewoners heb ik in de meeste gevallen tot in onze tijd beschreven, in de 19c eeuw nog
summier, nadien wat meer uitgebreid én met foto’s. Veel gegevens komen uit het stadsarchief
in Breda, maar zonder die van de bewoners zelf en hun foto’s had dit boek nooit tot stand
kunnen komen. Dit deel is dan ook weer door en voor hen gemaakt.
Dit boek behandelt het tweede gedeelte van de Leursebaan, tussen Oudemolenweg en Moer-
dijkse Postbaan, de Nieuwe Dreef in het Liesbos, de Oudemolenweg, de Groenstraat vanaf
café Het Veehandelshuis naar het Liesbos, de Boterbloemstraat, de Krekelweg en de Zand-
dreef, vanaf Vianendreef tot het Liesbos.
Het spreekt voor zich dat ik U weer veel leesplezier toewens met dit deel en hoop dat U soms
zegt: “O ja, nu herinner ik me dat weer” of “daar sta ik van te kijken, dat wist ik niet”. Als dat
zo is weet ik dat ik er goed aan gedaan heb om Rondje Liesbos deel II voor U te maken.
Kees van Endschot
April 2014

Eigen uitgave;  
 

28. Boeknummer: 00049  
Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962
Historie -- Archieven (o.a. Gemeente Prinsenbeek)           (1996)    [A.A.A. van Peer]
Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962
Uitgave: Gemeente Prinsenbeek
Prinsenbeek 1996 (met aanvulling 1998)

A. Inleiding.

A.l Algemeen.
In het kader van de opleiding Voortgezette Vorming Archiefbeheer (V.V.A.) heeft de samensteller van deze archiefinventaris gedurende de periode
september 1993/september 1994 een onderzoek en inventarisatie gedaan van het archief van de gemeente Prinsenbeek over de periode 1942-1962.
Het archief van de. gemeente Prinsenbeek vangt aan op 1 januari 1942, zodoende betreft het hier de eerste archiefinventaris van het gemeente-
lijk archief.
De periode 1942-1962, van de archivalia beschreven in deze inventaris, werd gekenmerkt door herstel en opbouw na de oorlogsjaren.
Prinsenbeek is een duidelijk voorbeeld van een typische plattelandsgemeente in de Baronie van Breda, die in de jaren zestig en zeventig snel
uitgroeide tot een forensengemeente van formaat.
De gemeente telde op 1 januari 1942 3.688 inwoners, op 31 december 1962 was het aantal inwoners gegroeid tot 5.073
Onderstaand treft u in het kort de geschiedenis van het gemeentelijk orgaan aan. Er is een zeer globale beschrijving gemaakt van de voornaam-
ste ontwikkelingen in de voornoemde periode, die op generlei wijze pretendeert volledig te zijn.
Voor een uitgebreide beschrijving betreffende de geschiedenis van de gemeente in z'n algemeenheid wordt verwezen naar hoofdstuk C. van de
inhoudsopgave: Lijst van geraadpleegde bronnen, personen en dankwoord.

A.2 Ontstaan van de gemeente.
De gemeente Prinsenbeek- is ontstaan door opheffing van de gemeente Princenhage met ingang van 1 januari 1942.
Aan deze opheffing zijn heel wat jaren van strijd vooraf gegaan tussen de gemeente Breda en haar buurgemeenten. Nadat Breda in 1863 haar status van
vestingstad kwijt was, ondernam zij meteen een eerste poging tot vergroting van haar grondgebied. Deze poging mislukte echter, evenals de
pogingen van 1899 en 1921.
In 1927 behaalde het Bredase stadsbestuur zijn eerste succes. Op 1 mei van dat jaar werd de Wet tot uitbreiding van de gemeente Breda met
gedeelten van de gemeenten Teteringen, Ginneken en Bavel en Princenhage van kracht.
In de periode 1937/1941 passeerden verschillende plannen en opties de revue, sommige zeer vergaand van opzet. Door steeds weer fel protest van
de Bredase buurgemeenten kon men de boot steeds weer afhouden.
klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding

In juli 1941 kwam er echter een gematigder plan ter tafel.
Voor de gemeente Princenhage hield dit in dat het zuidelijk gedeelte van haar grondgebied bij de gemeente Breda zou worden gevoegd en dat het
resterende noordelijk gedeelte een zelfstandige gemeente zou gaan vormen.
Bij beschikking van de Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandse Zaken, mr. dr. K. J. Frederiks, van 23 december 1941, nummer
42483 B.B. (Bureau Staats- en Administratief Recht) werd/definitief besloten tot wijziging van de grenzen van de gemeenten Breda en Teterin-
gen, opheffing van de gemeenten Princenhage en Ginneken c.a. en vorming van de nieuwe gemeente Beek Noord-Brabant en Nieuw-Ginneken.
De naam van de nieuwe gemeente was Beek Noord-Brabant omdat Beek het enige kerkdorp binnen de (op te heffen), gemeente Princenhage was, dat lag
in het noordelijk gedeelte dat zelfstandig zou blijven. De toevoeging Noord-Brabant aan de naam van de nieuwe gemeente gaf al
aan, dat men duidelijk onderscheid wilde maken tussen andere plaatsen in Nederland die met Beek werden aangeduid (o.a. in Gelderland en Limburg).
Toch veroorzaakte de naam herhaaldelijk verwarring en kwam post op het verkeerde adres aan. Met ingang van 1951 werd dan ook besloten de naam
van de gemeente te veranderen in Prinsenbeek.
Deze naam herinnert aan het feit dat het dorp Beek eeuwenlang behoorde tot de gemeente Princenhage, die een heerlijkheid was van de prinsen van
Oranje.


A.3 Bestuur.
Burgemeester.
In de periode 1942-1962 heeft de gemeente Prinsenbeek twee burgemeesters gekend. De eerste burgemeester was Jacobus Sterkens, voorheen gemeente-
secretaris van de gemeente Princenhage.
Door zijn, passieve houding ten opzichte van de Duitse bezettingsautoriteiten werd aan hem op 9 januari 1946 met onmiddellijke ingang eervol
ontslag verleend. Burgemeester Sterkens diende een bezwaarschrift in en na een langdurige procedure trok de minister van Binnenlandse Zaken in
1952 de ontslagbeschikking in en kende aan burgemeester Sterkens met ingang van 1 januari 1948 een wachtgeld toe.
Zijn officiële ambtstermijn als burgemeester eindigde namelijk met ingang van 1 januari 1948.
Doordat aan burgemeester Sterkens ontslag was verleend, benoemde de waarnemend Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Brabant, een
waarnemend burgemeester en wel de heer P.J.A. Baetens.
Bij Koninklijk Besluit van 14 april 1947, nummer 1, werd de heer Baetens, met ingang van l mei 1947 officieel benoemd tot burgemeester.
Bijzonder aan deze geschiedenis is dat de gemeente Prinsenbeek in de periode 12 juni 1945 - 1 januari 1948 achteraf officieel twee burgemees-
ters had.
Omdat er niet daadwerkelijk twee burgemeesters in functie waren, heeft dit voor de archiefvorming geen gevolgen gehad.

College van burgemeester en wethouders en gemeenteraad.
Bij het instellen van de gemeente Beek Noord-Brabant in 1942 ging Nederland gebukt onder een zwaar Duits bezettingsregiem. Omdat bovendien op 5
juli 1941 in het Verordeningenblad voor het bezette Nederlandsche gebied, verordening 120 was afgekondigd, waarin rijkscommissaris Seyss-Inquart de
parlementaire partijen ontbond, werd in één klap de -democratische basis van onder andere het lokale bestuur weggenomen. Voor de nieuwe gemeente
betekende dit, dat zij de eerste jaren van haar bestaan geen 'volwaardig' bestuur kende.
Tijdens de oorlogsjaren vertegenwoordigde burgemeester J. Sterkens het gemeentebestuur. Om zijn taak enigszins te verlichten verzocht hij de
Commissaris der provincie toestemming tot het benoemen van een wethouder.
Na verkregen toestemming benoemde burgemeester Sterkens bij zijn besluit van 27 maart 1942 de heer J. Bastiaansen tot wethouder.
Pas op 31 juli 1945 kwam er voor de eerste keer een voorlopige gemeenteraad bij elkaar.
Deze raad was samengesteld op grond van het Besluit tijdelijke voorziening Gemeenteraden en zij moest een afspiegeling zijn van de voornaamste
geestelijke en maatschappelijke stromingen binnen de gemeente.
De te benoemen raadsleden moesten bovendien vrij zijn van oorlogssmetten.
Plaatselijke kiescolleges moesten aan de burgemeester kandidaten- voordragen. Deze kiescolleges werden benoemd door de commissaris van de koningin
op aanbeveling van de burgemeester, die daarbij geholpen werd door enkele vertrouwensmannen. Op 23 juni 1945 werd het Beekse kiescollege, dat uit
33 personen bestond benoemd.
Op 9 juli 1945 stelde het kiescollege een kandidatenlijst van 16 personen samen en benoemde waarnemend burgemeester Baetens elf personen tot lid
van de voorlopige raad. Als eerste naoorlogse wethouders werden aangewezen de heren J. van Baal en J.C. Biemans.
Op 26 juli 1946 vonden er weer normale raadsverkiezingen plaats, waarmee de democratie weer in ere werd hersteld.

Onderstaand volgt een chronologisch overzicht, van de samenstelling van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in de
periode 1942-1962.

College van burgemeester en wethouders:
Wethouders:
1942: J. Bastiaansen;
1945: J. van Baal en J.C. Biemans;
1946: J. van Baal en J.C. Biemans;
1949: J. van Baal en J.C. Biemans:
1953: J. van Baal en M.L. van Rosmeulen;
1958: M.L. van Rosmeulen en M.C. van der Westen
1962: A.J. Dikmans en M.C. van der Westen.

N.B.: In de periode 1942-1945 fungeerde burgemeester J. Sterkens als voorzitter van het college van burgemeester en wethouders en vanaf
1946 burgemeester P.J.A. Baetens

Gemeenteraad:
1946; J.A. Aarts, J. van Baal, J. van Baal, J.C. Biemans, P. de Graaf, M.J. Hennekam, J.J. Huijben, W.M. Maas, H. Smits, W. Pellis en
A.A. van der Veeken;
1946: J.A. Aarts, J. van Baal, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, W.M. Maas, W. Pellis, A. Romme, A.A. van der Veeken
en P. de Vooght;
1949: J.A. Aarts, J. van Baal, W. Baremans, J. Bastiaansen, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, A. Romme,
M.L. van Rosmeulen en H. Weterings;
1953: J.A. Aarts, J. van Baal, W. Baremans, J. Bastiaansen, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, M.L. van Rosmeulen,
G.L. Smits en M.C. van der Westen;
1958: J.A. Aarts, W. Baremans, P. Biemans, A.J. Dikmans, J,J. Huijben, A.J.C. Hurks, J.R.A. Jansen, H.J.P. Lotstra, M.L. van Rosmeulen,
P. de Vooght en M.C. van der Westen;
1962: J.A. Aarts, C.W. Biemans, P. Biemans, J.P. Boot, A.J. Dikmans, P. Farla, J.J.Huijben, A.J.C. Hurks, J.R.A. Jansen, J.A. Lockx en
M.C. van der Westen.


A.4 Ambtenarenkorps.
De gemeente-secretarie van de gemeente Prinsenbeek was in de periode 1942-1962, zoals bij zoveel kleine plattelandsgemeenten in die tijd,
klein van opzet.
Bij het ontstaan van de gemeente in 1942, werkten er op het gemeentehuis slechts een vijftal ambtenaren in de binnendienst (inclusief secretaris)
en 4 in de buitendienst.
Gedurende lange tijd kwam hierin maar weinig verandering, want in 1952 was er alleen bij de buitendienst een tweetal ambtenaren bijgekomen.
Het aantal ambtenaren zowel in de binnen- als buitendienst nam toe tot een tiental personen in 1962.
De gemeente-secretarie kende geen afdelingsvorming. Iedere ambtenaar had zijn/haar eigen taakgebied onder directe verantwoordelijkheid van de
gemeente-secretaris.
Aan het hoofd van het ambtenarenkorps stonden in de periode 1942-1962 achtereenvolgens J. Sterkens (tevens burgemeester), P.J.A. Baetens
(tevens burgemeester), H.A. Huijbrechts en P.P.A. van Hal.


A.5 Gemeentehuis.
De gemeente Prinsenbeek verkeerde van 1942 tot 1969 in de merkwaardige situatie, dat het gemeentehuis buiten de gemeentegrenzen stond. Het oude
raadhuis van de opgeheven gemeente Princenhage werd immers in 1942 in gebruik genomen als gemeentehuis voor de nieuw gevormde gemeente Beek
Noord-Brabant. Het was de bedoeling spoedig te verhuizen naar het eigen grondgebied. Door de oorlogsomstandigheden en later de wederopbouwproble-
matiek kwam daarin echter niet zo snel verandering. Later werden er wel plannen gemaakt, maar tot daadwerkelijke uitvoering is het telkens niet
gekomen.
Aan deze bezwaarlijke situatie kwam pas een definitief einde toen de oude pastorie aan de Markt te Prinsenbeek werd aangekocht en in 1969 in
gebruik werd genomen als gemeentehuis.
Omdat de afstand Prinsenbeek/Princenhage voor veel inwoners te ver was, besloot men wel in 1960 een dependance voor Openbare Werken en Bouw- en
Woningtoezicht te openen in een pand gelegen aan het Kruispad 11. Deze dependance zou in gebruik blijven tot 7 september 1963, toen er een
hulpsecretarie werd geopend in het woonhuis van een voormalige boerderij gelegen aan de Groenstraat 59. De inwoners konden toen eindelijk, al was
het dan beperkt, in hun eigen woonplaats terecht voor gemeentezaken.



Gemeente Breda;  
 

29. Boeknummer: 00050  
Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962
Historie -- Archieven (o.a. Gemeente Prinsenbeek)           (1996)    [A.A.A. van Peer]
Inventaris van het archief van de gemeente Prinsenbeek 1942-1962
Uitgave: Gemeente Prinsenbeek
Prinsenbeek 1996 (met aanvulling 1998)

A. Inleiding.

A.l Algemeen.
In het kader van de opleiding Voortgezette Vorming Archiefbeheer (V.V.A.) heeft de samensteller van deze archiefinventaris gedurende de periode
september 1993/september 1994 een onderzoek en inventarisatie gedaan van het archief van de gemeente Prinsenbeek over de periode 1942-1962.
Het archief van de. gemeente Prinsenbeek vangt aan op 1 januari 1942, zodoende betreft het hier de eerste archiefinventaris van het gemeente-
lijk archief.
De periode 1942-1962, van de archivalia beschreven in deze inventaris, werd gekenmerkt door herstel en opbouw na de oorlogsjaren.
Prinsenbeek is een duidelijk voorbeeld van een typische plattelandsgemeente in de Baronie van Breda, die in de jaren zestig en zeventig snel
uitgroeide tot een forensengemeente van formaat.
De gemeente telde op 1 januari 1942 3.688 inwoners, op 31 december 1962 was het aantal inwoners gegroeid tot 5.073
Onderstaand treft u in het kort de geschiedenis van het gemeentelijk orgaan aan. Er is een zeer globale beschrijving gemaakt van de voornaam-
ste ontwikkelingen in de voornoemde periode, die op generlei wijze pretendeert volledig te zijn.
Voor een uitgebreide beschrijving betreffende de geschiedenis van de gemeente in z'n algemeenheid wordt verwezen naar hoofdstuk C. van de
inhoudsopgave: Lijst van geraadpleegde bronnen, personen en dankwoord.

A.2 Ontstaan van de gemeente.
De gemeente Prinsenbeek- is ontstaan door opheffing van de gemeente Princenhage met ingang van 1 januari 1942.
Aan deze opheffing zijn heel wat jaren van strijd vooraf gegaan tussen de gemeente Breda en haar buurgemeenten. Nadat Breda in 1863 haar status van
vestingstad kwijt was, ondernam zij meteen een eerste poging tot vergroting van haar grondgebied. Deze poging mislukte echter, evenals de
pogingen van 1899 en 1921.
In 1927 behaalde het Bredase stadsbestuur zijn eerste succes. Op 1 mei van dat jaar werd de Wet tot uitbreiding van de gemeente Breda met
gedeelten van de gemeenten Teteringen, Ginneken en Bavel en Princenhage van kracht.
In de periode 1937/1941 passeerden verschillende plannen en opties de revue, sommige zeer vergaand van opzet. Door steeds weer fel protest van
de Bredase buurgemeenten kon men de boot steeds weer afhouden.

klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding


In juli 1941 kwam er echter een gematigder plan ter tafel.
Voor de gemeente Princenhage hield dit in dat het zuidelijk gedeelte van haar grondgebied bij de gemeente Breda zou worden gevoegd en dat het
resterende noordelijk gedeelte een zelfstandige gemeente zou gaan vormen.
Bij beschikking van de Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandse Zaken, mr. dr. K. J. Frederiks, van 23 december 1941, nummer
42483 B.B. (Bureau Staats- en Administratief Recht) werd/definitief besloten tot wijziging van de grenzen van de gemeenten Breda en Teterin-
gen, opheffing van de gemeenten Princenhage en Ginneken c.a. en vorming van de nieuwe gemeente Beek Noord-Brabant en Nieuw-Ginneken.
De naam van de nieuwe gemeente was Beek Noord-Brabant omdat Beek het enige kerkdorp binnen de (op te heffen), gemeente Princenhage was, dat lag
in het noordelijk gedeelte dat zelfstandig zou blijven. De toevoeging Noord-Brabant aan de naam van de nieuwe gemeente gaf al
aan, dat men duidelijk onderscheid wilde maken tussen andere plaatsen in Nederland die met Beek werden aangeduid (o.a. in Gelderland en Limburg).
Toch veroorzaakte de naam herhaaldelijk verwarring en kwam post op het verkeerde adres aan. Met ingang van 1951 werd dan ook besloten de naam
van de gemeente te veranderen in Prinsenbeek.
Deze naam herinnert aan het feit dat het dorp Beek eeuwenlang behoorde tot de gemeente Princenhage, die een heerlijkheid was van de prinsen van
Oranje.


A.3 Bestuur.
Burgemeester.
In de periode 1942-1962 heeft de gemeente Prinsenbeek twee burgemeesters gekend. De eerste burgemeester was Jacobus Sterkens, voorheen gemeente-
secretaris van de gemeente Princenhage.
Door zijn, passieve houding ten opzichte van de Duitse bezettingsautoriteiten werd aan hem op 9 januari 1946 met onmiddellijke ingang eervol
ontslag verleend. Burgemeester Sterkens diende een bezwaarschrift in en na een langdurige procedure trok de minister van Binnenlandse Zaken in
1952 de ontslagbeschikking in en kende aan burgemeester Sterkens met ingang van 1 januari 1948 een wachtgeld toe.
Zijn officiële ambtstermijn als burgemeester eindigde namelijk met ingang van 1 januari 1948.
Doordat aan burgemeester Sterkens ontslag was verleend, benoemde de waarnemend Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Brabant, een
waarnemend burgemeester en wel de heer P.J.A. Baetens.
Bij Koninklijk Besluit van 14 april 1947, nummer 1, werd de heer Baetens, met ingang van l mei 1947 officieel benoemd tot burgemeester.
Bijzonder aan deze geschiedenis is dat de gemeente Prinsenbeek in de periode 12 juni 1945 - 1 januari 1948 achteraf officieel twee burgemees-
ters had.
Omdat er niet daadwerkelijk twee burgemeesters in functie waren, heeft dit voor de archiefvorming geen gevolgen gehad.

College van burgemeester en wethouders en gemeenteraad.
Bij het instellen van de gemeente Beek Noord-Brabant in 1942 ging Nederland gebukt onder een zwaar Duits bezettingsregiem. Omdat bovendien op 5
juli 1941 in het Verordeningenblad voor het bezette Nederlandsche gebied, verordening 120 was afgekondigd, waarin rijkscommissaris Seyss-Inquart de
parlementaire partijen ontbond, werd in één klap de -democratische basis van onder andere het lokale bestuur weggenomen. Voor de nieuwe gemeente
betekende dit, dat zij de eerste jaren van haar bestaan geen 'volwaardig' bestuur kende.
Tijdens de oorlogsjaren vertegenwoordigde burgemeester J. Sterkens het gemeentebestuur. Om zijn taak enigszins te verlichten verzocht hij de
Commissaris der provincie toestemming tot het benoemen van een wethouder.
Na verkregen toestemming benoemde burgemeester Sterkens bij zijn besluit van 27 maart 1942 de heer J. Bastiaansen tot wethouder.
Pas op 31 juli 1945 kwam er voor de eerste keer een voorlopige gemeenteraad bij elkaar.
Deze raad was samengesteld op grond van het Besluit tijdelijke voorziening Gemeenteraden en zij moest een afspiegeling zijn van de voornaamste
geestelijke en maatschappelijke stromingen binnen de gemeente.
De te benoemen raadsleden moesten bovendien vrij zijn van oorlogssmetten.
Plaatselijke kiescolleges moesten aan de burgemeester kandidaten- voordragen. Deze kiescolleges werden benoemd door de commissaris van de koningin
op aanbeveling van de burgemeester, die daarbij geholpen werd door enkele vertrouwensmannen. Op 23 juni 1945 werd het Beekse kiescollege, dat uit
33 personen bestond benoemd.
Op 9 juli 1945 stelde het kiescollege een kandidatenlijst van 16 personen samen en benoemde waarnemend burgemeester Baetens elf personen tot lid
van de voorlopige raad. Als eerste naoorlogse wethouders werden aangewezen de heren J. van Baal en J.C. Biemans.
Op 26 juli 1946 vonden er weer normale raadsverkiezingen plaats, waarmee de democratie weer in ere werd hersteld.

Onderstaand volgt een chronologisch overzicht, van de samenstelling van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in de
periode 1942-1962.

College van burgemeester en wethouders:
Wethouders:
1942: J. Bastiaansen;
1945: J. van Baal en J.C. Biemans;
1946: J. van Baal en J.C. Biemans;
1949: J. van Baal en J.C. Biemans:
1953: J. van Baal en M.L. van Rosmeulen;
1958: M.L. van Rosmeulen en M.C. van der Westen
1962: A.J. Dikmans en M.C. van der Westen.

N.B.: In de periode 1942-1945 fungeerde burgemeester J. Sterkens als voorzitter van het college van burgemeester en wethouders en vanaf
1946 burgemeester P.J.A. Baetens

Gemeenteraad:
1946; J.A. Aarts, J. van Baal, J. van Baal, J.C. Biemans, P. de Graaf, M.J. Hennekam, J.J. Huijben, W.M. Maas, H. Smits, W. Pellis en
A.A. van der Veeken;
1946: J.A. Aarts, J. van Baal, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, W.M. Maas, W. Pellis, A. Romme, A.A. van der Veeken
en P. de Vooght;
1949: J.A. Aarts, J. van Baal, W. Baremans, J. Bastiaansen, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, A. Romme,
M.L. van Rosmeulen en H. Weterings;
1953: J.A. Aarts, J. van Baal, W. Baremans, J. Bastiaansen, J.C. Biemans, A.J. Dikmans, J.J. Huijben, A.J.C. Hurks, M.L. van Rosmeulen,
G.L. Smits en M.C. van der Westen;
1958: J.A. Aarts, W. Baremans, P. Biemans, A.J. Dikmans, J,J. Huijben, A.J.C. Hurks, J.R.A. Jansen, H.J.P. Lotstra, M.L. van Rosmeulen,
P. de Vooght en M.C. van der Westen;
1962: J.A. Aarts, C.W. Biemans, P. Biemans, J.P. Boot, A.J. Dikmans, P. Farla, J.J.Huijben, A.J.C. Hurks, J.R.A. Jansen, J.A. Lockx en
M.C. van der Westen.


A.4 Ambtenarenkorps.
De gemeente-secretarie van de gemeente Prinsenbeek was in de periode 1942-1962, zoals bij zoveel kleine plattelandsgemeenten in die tijd,
klein van opzet.
Bij het ontstaan van de gemeente in 1942, werkten er op het gemeentehuis slechts een vijftal ambtenaren in de binnendienst (inclusief secretaris)
en 4 in de buitendienst.
Gedurende lange tijd kwam hierin maar weinig verandering, want in 1952 was er alleen bij de buitendienst een tweetal ambtenaren bijgekomen.
Het aantal ambtenaren zowel in de binnen- als buitendienst nam toe tot een tiental personen in 1962.
De gemeente-secretarie kende geen afdelingsvorming. Iedere ambtenaar had zijn/haar eigen taakgebied onder directe verantwoordelijkheid van de
gemeente-secretaris.
Aan het hoofd van het ambtenarenkorps stonden in de periode 1942-1962 achtereenvolgens J. Sterkens (tevens burgemeester), P.J.A. Baetens
(tevens burgemeester), H.A. Huijbrechts en P.P.A. van Hal.


A.5 Gemeentehuis.
De gemeente Prinsenbeek verkeerde van 1942 tot 1969 in de merkwaardige situatie, dat het gemeentehuis buiten de gemeentegrenzen stond. Het oude
raadhuis van de opgeheven gemeente Princenhage werd immers in 1942 in gebruik genomen als gemeentehuis voor de nieuw gevormde gemeente Beek
Noord-Brabant. Het was de bedoeling spoedig te verhuizen naar het eigen grondgebied. Door de oorlogsomstandigheden en later de wederopbouwproble-
matiek kwam daarin echter niet zo snel verandering. Later werden er wel plannen gemaakt, maar tot daadwerkelijke uitvoering is het telkens niet
gekomen.
Aan deze bezwaarlijke situatie kwam pas een definitief einde toen de oude pastorie aan de Markt te Prinsenbeek werd aangekocht en in 1969 in
gebruik werd genomen als gemeentehuis.
Omdat de afstand Prinsenbeek/Princenhage voor veel inwoners te ver was, besloot men wel in 1960 een dependance voor Openbare Werken en Bouw- en
Woningtoezicht te openen in een pand gelegen aan het Kruispad 11. Deze dependance zou in gebruik blijven tot 7 september 1963, toen er een
hulpsecretarie werd geopend in het woonhuis van een voormalige boerderij gelegen aan de Groenstraat 59. De inwoners konden toen eindelijk, al was
het dan beperkt, in hun eigen woonplaats terecht voor gemeentezaken.



Gemeente Breda;  
 

30. Boeknummer: 00052  
Resolutieboeken Princenhage 1617-1694
Historie -- Princenhage, algemeen           (1934)    [F.A.Brekelmans]
Tafel op de Resolutieboeken Princenhage (copie) deel 1-13; 1617-1694

Register 1 (1617-1664).
Zes weken lang luidde schoolmeester Anselmus Oomen, driemaal daags over de dood van Philips Willem in 1618. Hij ontving f 18-18-0.
Marynus (Anthonis) op hem zelven van verschoten gelt voir den schreynwercker aen den oxael gewrocht hebbende, Joris Buyck, 8-6-0 5 december 1619.
Handtekening van Joannes Dilenus, Pastoor.
Handtekening van Anselmus Oomen, schoolmeester.
Continuaties 1618 - 1626 daarbij.
Mr. Jan Goderts, schoolmeester van Beek.
Secreet achter de kerk.
Posten betreffende school:
Laureys van Genck van het kerkenhuys af te breken ende te dekken, 10-1 5-0
Huybrecht Jacobs, timmerman van arbeyt ende cosijnen totten voirs. huys, 16-5-0 4(?) november 1618.
Cornelis Peter Aertsz van coop van 16 busselen eycken latten, 4-16-0. 22 november 1619.
Meeus Jansz van aenvoeren van sant ende leem ende het in de stadt voeren van den horologie, 2-0-0. 5 december 1619.
Adriaen Cornelis Leyten, aen de schole verdient, -17-0.
Aert (?) de metser van de schole te metsen etc. 19-10-0. 5 december 1619.
Adriaen Christiaen Dirven van gelevert riet, 17-12-0. (in 1618 school met strooien dak!)
Schoolbanken te Beek.
Salaris mr. Kan op de Beek.
Continuatie van mr. Jan Goijvaert Severyns schoolmeester te Beek.
Kardiensten, 21 februari 1635.
Instructie voor de ondervorsters; nieuwe ondervorster, 12 maart 1635.
Mr. Jan Boogaerts schoolmeester en organist, ƒ 250,—, 25 maart 1635.
'Poincten ende Articulen op 't stuck van de wolffs jachte': 20 juni 1655.
Onder: Inkwartiering van soldaten, 28 october 1655.
Geen erven afgraven, 8 juli 1656.
Ongewenste speelluiden op bruiloften, 15 januari 1656.
Schutter of lochter te Beek, 50 maart 1657.
Ordonnantie op de bakkers, 10 februari 1646.
19 februari 1646:
'Ende is alsdoen mede geraemt ende geresolveert, dat men den vloer van de capelle op de Beek, seer vergaen sijnde, sal vernieuwen ende den
selven leggen met blauwen herden voetsteen
ende dat tot coste van de gemeente, alsoo de schole ordinaris daer inne gehouden wordt'.
De geburen van een sterfhuis mogen niet meer luiden, want er ontstaat dronkenschap en gevaar voor de klok, de koster zal
het wel doen, 19 maart 1646.
enz., enz.

Copie;  
 

 

Uitgebreid zoeken

Zoekresultaat verdeeld over 11 pagina's, met elk (max.) 30 publicaties:

1   2   3   4   5   6   7   8   9   10       Volgende       Eind

of direct naar pagina: 
Laatste wijziging binnen getoonde publicaties: 28 mei 2023