![]() |
![]() |
HEEMKUNDEKRING
|
![]() |
![]() |
Heemkundekring 'Op de Beek' → Beeldbank Bibliotheek → Zoekresultaat |
Aantal gevonden publicaties : 21 (uit: 667)
|
||
|
Klik op publicatie voor vergroting en meer informatie
1. |
![]() |
Boeknummer: 00024
Bredanaars in beeld Historie -- Breda, algemeen (1997) [Duijghuisen Marcel] Bredanaars in beeld Inleiding De eerste foto in mijn persoonlijk fotoalbum is een afbeelding van mijn vader, samen met zijn broers op en achter de ploeg. Ik kreeg die jaren geleden van een van mijn ooms, omdat hij me wilde laten zien hoezeer ik op hem leek. Het klopte. In het boek dat voor u ligt wemelt het van de mensen en situaties die u bekend zijn, waarin u zichzelf herkent of die een gevoel van verrassing oproepen omdat ze u onbekend waren. Het bovenstaande is ook de reden dat het Gemeentearchief Breda aan deze uitgave heeft meegewerkt. Alles wat in onze depots ligt maakt als het ware onderdeel uit van het collectieve geheugen van de stad. En wat heb je nu aan een geheugen als daar geen gebruik van gemaakt wordt. Een fotoboek is een middel om herinneringen te delen. U zult dat ongetwijfeld zelf vaak genoeg ervaren hebben. Wat nu voor u ligt is nog geen procent van het totale foto- en negatievenbestand van het Bredase gemeentearchief. Mocht u nieuwsgierig zijn naar de rest, dan bent u van harte welkom. Zoals gezegd, wij zijn er voor u. En met u bedoel ik ook al diegenen die pas sedert kort deel uitmaken van de gemeente Breda, de inwoners van de voormalige gemeenten Prinsenbeek. Teteringen en Nieuw-Ginneken. Ook zij zullen zichzelf bij wijze van spreken tegenkomen. Het verzorgen van een dergelijke uitgave is geen sinecure en ik bedank dan ook mijn medewerkers - hun namen treft u aan op de binnenflap - voor de extra inspanning die zij geleverd hebben om dit boek tol stand te brengen. Tevens bedank ik de corrector Wil Sterenborg. Ik hoop dat u hetzelfde plezier en het beetje spanning zult beleven aan het bekijken van dit boek als zij hadden bij de samenstelling ervan. Ook dank ik Ton Gunsing en Paul van Orsouw van Boekhandel Gianotten. die het voortouw en daarmee het risico hebben genomen voor deze uitgave. De samenwerking met hen liep gesmeerd. Datzelfde geldt voor de contacten met drukkerij Gianotten. Ten slotte, in 2002 zal Breda zijn 750-jarig bestaan vieren als een ‘stad met karakter'. Wat mij betreft is de presentatie hier van al die karaktervolle 'Bredanaars in beeld' een opmaat naar die festiviteiten. Marcel Duijghuisen vakdirecteur IMA / gemeentearchivaris Boekhandel Gianotten Breda ism Gemeentearchief Breda;  |
2. |
![]() |
Boeknummer: 00039
Brabants leven van weleer Historie -- Brabant, algemeen (1997) [Samenstelling Van Geyt e.a.] Brabants leven van weleer dl I. Foto's en teksten over dorpen in Brabant uit de collecties L. de Fost Helmond, IKA-Productions, het Breda's Museum en diverse personen en instellingen in Brabant INHOUD Achtmaal - Alphen - Bavel - Bosschenhoofd - Chaam - Dorst - Drunen - Dussen - Fijnaart - Gilze ‘s-Gravenmoer - Halsteren - Hilvarenbeek - Hoeven - Hoogerheide - Hulsel - Huybergen - Kaatsheuvel Klundert - Langeweg - Moerdijk - Moergestel - Nispen - Ossendrecht - Oud-Gastel - Prinsenbeek Putte - Raamsdonksveer - Riel - Rucphen - Rijen - Rijsbergen - Schijf - Sprang - Sprundel - Stampersgat Standdaarbuiten - Steenbergen - St. Willebrord - Teteringen - Ulicoten - Waspik - Woensdrecht Wouw - Wouwse Plantage - Wijk en Aalburg - Zevenbergschenhoek Van Geyt Productions Ljubljana;  |
3. |
![]() |
Boeknummer: 00044
De stad, een fotograaf en zijn fiets Historie -- Breda, algemeen (2008) [P.Haverman, Wessel Keizer] De stad, een fotograaf en zijn fiets en andere verhalen van mensen die Breda in hun hart dragen Inleiding De Stad der Vrouwen Mensen, jong en oud, ze rollen en ze lopen. Straten, terrassen vol met opgewekte personen. Wat maakt hen toch zo anders? Wat verbindt hen? Zo klein is de stad niet meer. Niet als een dorp. Hoe organiseren ze hun leven? Hoe behouden ze hun warmte, hun geborgenheid in een wereld die om 'efficiency' vraagt? Hoe blijven ze elkaar kennen, in de grote massa? Hoe houden ze hun groene landschap in en om de stad, hun historische gebouwen, hun ambachtelijke inborst? Hoe kan het dat ze daarnaast toch innovatief en grootschalig kunnen denken? Amerikanen boeien? Chinezen! Wat is dat, het Bredase geheim? Hoe te leven Wessel Keizer zoekt de antwoorden. Een fietsende fotograaf die langs lanen en door stegen stevent. Een zoeker die vanaf het zadel ziet. Hij verwacht de verrassing, geniet van de verwondering, verdrinkt in de wereld die achter de foto ligt. Hij bewaart het voor ons en het nageslacht: het begeerde Ginneken en het Westerpark, waar de wens wordt verwezenlijkt om 'een eigen huis' te hebben. De Knokkestraat waar een kind zijn eerste contacten legt die later gouden herinneringen blijken te zijn. De goudkust van het Montenspark waar diversiteit zich niet in huidskleur maar in bouwstijlen uit. De ongekroonde stadsfotograaf zoekt een antwoord zonder woorden. Bredanaars weten immers intuïtief wanneer het juist is. Ze denken in beelden. Beelden van vroeger, het goede leven. Beelden van straks, de betere toekomst. Bredanaars groeien in balans. 'Niet te gek, eej kul.' Ze weten hoe te leven, die 170.000 in het Haagje van het Zuiden. 'Breda, mijn stad,' zeggen ze. Maar niet alleen de stenen zijn de genen. klik op de pijlpunt links voor de volledige inleiding Uitg. Van Kemenade Breda;  |
4. |
![]() |
Boeknummer: 00160
Brabant bestaat niet. Fotoboek. Joyce van Belkom, Korrie Besems, Piet den Blanken, Jos Lammers Historie -- Brabant, algemeen (2006) [A.J. Bijsterveld A.J., Zoete H. e.a.] Brabant bestaat niet Brabant bestaat niet Brabant zoals het in de hoofden van veel mensen nog leeft, bestaat niet. De provincie waar het landelijke en gemoedelijke de boventoon voeren, waar het boerenbedrijf nog de drager is van de economie en waar de foto’s van Martien Coppens, weliswaar met enige aanpassing, nog model voor zouden kunnen staan, bestaat niet meer. Het is de vraag, of dit romantische cliché ooit echt heeft bestaan, maar zeker is, dat het nu geen realiteit meer is. De westerse wereld gaat er bijna overal hetzelfde uitzien. Binnensteden worden gedomineerd door identieke gebouwen. Warenhuisketens bepalen in de huiskamers en tuinen het beeld. Op allerlei plekken rukken de grote en middelgrote steden het landschap in met voorspelbare of minder voorspelbare, bijna surrealistisch aandoende vinexlocaties. Dorpen transformeren tot regiokernen met een autoloos winkelcentrum en een ringweg. Of ze raken alle voorzieningen en sociale samenhang kwijt en verdorren tot geïsoleerde luxe slaapplekken. Tussen de zogenaamde regiokernen expanderen de bedrijventerreinen. Wat eens land of tuinbouw was, is nu onderdeel van een groot industrieel complex. Ook in Brabant identificeren jongeren zich met allerlei internationale muziekstromingen en subculturen. Via internet communiceren ze met elkaar ver buiten de grenzen en oriënteren ze zich op levensstijlen en opvattingen over heel de wereld. Op allerhande manieren en via de diverse media worden ze voortdurend geconfronteerd met een gigantische draaikolk van invloeden. Eén grote, urbane en mondiale cultuur. Een fotoproject Ergens op een mooie zondagmiddag in de zomer van 2004 bedachten Jos Lammers en Piet den Blanken dat het geen slecht idee zou zijn, om samen met andere fotografen uit Noord-Brabant te werken aan één project. Fotograferen is een eenzaam vak. Kans op reflectie is er nauwelijks en de mogelijkheid om elkaar te stimuleren doet zich zelden voor. Na ruggespraak met Hans Zoete werden Joyce van Belkom en Korrie Besems benaderd. Er werd een plan geboren: Brabant Bestaat Niet, een visueel onderzoek naar de vermeende identiteit van Brabant. Vier fotografen, met ieder een eigen invalshoek en een duidelijk eigen visie en signatuur, werkten van dat moment af samen aan een reizende tentoonstelling en een fotoboek over de verandering van een voornamelijk agrarische provincie in een gebied waar verstedelijking, industrialisering en technologie om de voorrang vechten. Stichting Per Se;  |
5. |
![]() |
Boeknummer: 00194
Kent u ze nog, de Bredanaars Historie -- Breda, algemeen (1987) [M.L.van den Wijngaard] Kent u ze nog, de Bredanaars INLEIDING Het samenstellen van dit fotoboek over Bredanaars in de periode 1880-1940, 'Kent u ze nog .. de Bredanaars', was voor mij als medewerkster van het Bredase Stadsarchief een uitdaging. Werkzaam op de afdeling 'Beeld en Geluid' is het een heus voordeel om actief met een project als dit bezig te zijn. Het betekent namelijk een ruime aandacht voor de huidige fotocollectie, alsmede de mogelijkheid om de verza- meling uit te breiden. Een aantal lezers van dit boekje zal ongetwijfeld tot een bezoek aan het Stadsarchief komen. Het is gebleken, dat menige (oud-)Bredanaar en Bredase instelling fotomateriaal hebben bewaard, dat beslist de moeite waard is. De eigenaars van de in dit boek afgedrukte foto’s waren bereid hun foto’s ter reproductie uit te lenen. Hartelijk bedankt hiervoor! De fotografe die het reproductiewerk verzorgde is Bea Hoeks te Breda. Alle opnamen maken thans ook deel uit van de uit 20.000 foto’s bestaande collectie aanwezig bij de afdeling 'Beeld en Geluid' van het Stadsarchief. De verzameling is direct toegankelijk gemaakt en openbaar. Al mijn behulpzame collega’s en zeker de heer J.M.F. Usseling, dank ik voor hun assistentie. Ook dank aan de vorige gemeentearchivaris, mr. M. W. van Boven te Helmond, die mij destijds vroeg aan dit fotoboek gestalte te geven. De uitgever, in de persoon van Irene ter Beek, wens ik succes toe met het uitbouwen van de serie 'Kent u ze nog...' Heeft u aanvullingen of correcties met betrekking tot deze uitgave, dan houd ik me graag hiervoor aanbevolen. Mocht u al lezend nieuwsgierig zijn geworden naar de historie van onze stad Breda, dan treft u hieronder een beknopt literatuurlijstje aan. Ik wens u veel kijk- en leesgenot toe bij het doornemen van 'Kent u ze nog, de Bredanaars'. Breda, december 1987 Marie-Louise van den Wijngaard, Gemeentelijke Archiefdienst Breda. Europese Bibliotheek Zaltbommel;  |
6. |
![]() |
Boeknummer: 00207
Nieuwe Tonge in vroeger tijden Historie -- Brabant, algemeen (1996) [Jan de Geus] Nieuwe Tonge in vroeger tijden Inleiding Voor u ligt het boekje Nieuwe Tonge in vroeger tijden, deel 2, een uitgave die dankzij vele inwoners en oud-inwo- ners van ons dorp mogelijk werd gemaakt. Velen hebben tijdens het samenstellen hun steentje bijgedragen. De één deed dat door het in bruikleen geven van fotomateriaal, de ander door het naspeuren van de zo belangrijke gegevens, die nu eenmaal bij deze prachtige plaatjes horen. Dit deeltje bevat foto’s vanaf ongeveer 1927 tot en met een recente foto van de duivenvereniging. Getracht is om zoveel mogelijk groepsfoto’s en foto’s met personen te plaatsen. Uiteraard zijn we daarbij de droeve tijden, die de geschiedenis van Nieuwe Tonge uiteraard ook heeft gekend, niet vergeten. Foto’s van de Tweede Wereldoorlog en van de zo tragisch omgekomen families tijdens de Watersnoodramp van 1953. In overleg met de nabestaanden wer- den enkele foto’s van hen opgenomen. Tot slot wil ik een ieder bedanken voor de medewerking en mijn vrouw voor het verwerken van de tekst op de computer. Het samenstellen komt geheel voor mijn verantwoording. Ik ben zo zorgvuldig mogelijk te werk gegaan, maar des- ondanks ben ik er mij van bewust dat er wellicht wat onvolkomenheden in kunnen zitten. Alvast hiervoor mijn ex- cuses. Ik wens u veel lees- en kijkplezier! Jan de Geus, Nieuwe Tonge, 1996 Uitgeverij De Boektant;  |
7. |
![]() |
Boeknummer: 00208
Geervliet in vroeger tijden Historie -- Brabant, algemeen (1996) [Teun Otto] Geervliet in vroeger tijden Inleiding Het idee voor dit derde fotoboek over Geervliet is ontstaan tijdens de voorbereidingen voor het 25-jarig bestaan van de Markenburgschool in februari 1995. Mijn bijdrage in deze was het opzetten van een schoolfoto-tentoonstelling met foto’s uit het archief van de Stichting ‘Oud Geervliet’, van welk archief ik beheerder ben. Deze uitvergrote foto’s werden toen aangevuld met enkele foto’s uil particuliere bron en gaven samen een leuk overzicht van de situatie in en om de school vanaf ca. 1900 lol heden. Vandaar het ruime aanbod van school- en groepsfoto’s in deze uitgave. Een verzameling foto’s, zoals die van de Stichting Oud Geervliet, kan men om verschillende redenen waarderen, onder andere om de informatieve en documentaire betekenis. Men kan vertellen over een bepaalde gebeurtenis of onderwerp, maar bij gebrek aan fantasie van de toehoorder kunnen foto’s wonderen verrichten. Bovendien liggen foto’s beter ‘in de markt’ dan bijvoorbeeld moei- lijk leesbare documenten uil archieven. Daarnaast is de kans groot dal men in een boekje als dit familieleden, vrienden of kennis- sen zal aantreffen, want van alle in dit boekje afgebeelde personen worden er 950 met naam genoemd. Wanneer een foto verder nog belangrijke informatie over Geervliet bevat, dan probeer ik deze, of een copie ervan, in hel archief onder te brengen. Het komt helaas ook wel voor dat bij het overlijden van mensen de foto’s, die men kan aantreffen in de spreekwoordelijke schoe- nendoos, door de nabestaanden niet worden gewaardeerd. Met het weggooien van die foto’s verdwijnt dan ook vaak belangrijke informatie, die als het ware in die foto's verborgen zit. Een foto-archiefbeheerder ziel in zo'n geval niets liever dan dat die foto’s in zijn archief worden opgenomen. Want er komt een keer een moment dat er iemand dankbaar gebruik zal maken van zo’n foto of fotoverzameling. Het is niet de bedoeling de foto’s op te bergen om er vervolgens niets meer mee te doen. Een voorbeeld daar- van is natuurlijk dit boekwerkje. Het succes van een uitgave als deze is geheel afhankelijk van foto’s die bewaard zijn gebleven. Daarom is een bedankje aan al diegenen die foto’s bewaarden en aan mij uitleenden zeker op zijn plaats. Teun Otto, Geervliet 1996 Uitgeverij De Boektant;  |
8. |
![]() |
Boeknummer: 00277
Park Overbos Natuur -- Park Over-bos (2008) [SSC Communicatie, Breda] Park Over-Bos Fotografie: Wim Schuurmans en Piet Hanegraaf VOORWOORD Wij kunnen terugkijken op een meer dan geslaagde opening van PARK OVER-BOS op 21 juni 2008. Alle ingrediënten voor een geslaagd feest waren aanwezig. Een aangenaam zonnetje, een overvol programma met allerlei activiteiten, voor elk wat wils en voor jong en oud. Muziek speelde de hele middag een grote rol en in de avonduren zette Amor Musae haar beste beentje voor. Wederom bleek uit deze dag waar de inwoners van Prinsenbeek goed in zijn, gezamenlijk een feestje organiseren. De sfeer was optimaal. En wat nog het belangrijkste is, iedereen is enthousiast over het park. Het park dat nu al een prominente plaats in het dorp inneemt. Dit boekje bied ik graag aan als een blijvende herinnering aan de feestelijke opening. Wellicht dat u over een aantal jaren verbaasd zult zijn als u de uitgave nog eens doorbladert en ziet hoe snel alles verandert. Daarom gebruik ik dit boekje ook als geheugensteuntje om uit te leggen hoe de naam PARK OVER-BOS er kwam. Want we vergeten zo snel. Mevrouw Langen-de Jong heeft de naam bedacht. Zij had daar goed over nagedacht. Het park is gesitueerd grenzend aan de Mr. Bierensweg tot aan het einde van het PeperBOS. Het huidige park begint aan de kant van het plantsoen en loopt daar OVER de A16 en de HSL heen. Er is nog een gedeelte wat over de A16 en de HSL heen gaat en die ligt in de omgeving van het PeperBOS. In het park loop je OVER de paden door het BOS. De naam van het park bestaat uit twee delen: OVER en BOS, daarom de naam PARK OVER-BOS. Een prachtige uitleg, waar zelfs ik geen speld tussen kan krijgen. Ik wens u veel plezier met het doorbladeren van dit fotoboekje en verwacht dat deze herinneringsuitgave regelmatig op tafel zal komen om nog eens terug te kijken hoe het begon. Janus Oomen Wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling, Ontwerp en Beheer Buitenruimte September 2008 Gemeente Breda;  |
9. |
![]() |
Boeknummer: 00283
Fotoverslag Jubileumbedevaart Rome 2002 Religie -- Algemeen (2003) [Smit, Ruud] Fotoverslag jubileumbedevaart van het bisdom Breda naar Rome 19 t/m 27 oktober 2002 (met foto cd) Als bisdom behoren we tot de kerk van alle plaatsen en alle tijden. Nergens is dat meer zichtbaar en voelbaar dan in Rome waar de apostelen Petrus en Paulus begraven liggen en waar de bisschop van Rome, de opvolger van de apostel Petrus, het zichtbare teken van onze eenheid is. Daarom gaan we in het najaar van 2002 op bedevaart naar de Eeuwige Stad. (bisschop Muskens tijdens de Opstapdag Jubileumviering, maart 2001, te Bergen op Zoom) Reis Al vroeg vertrekken de bussen vanuit de diverse plaatsen in het bisdom. Familieleden en vrienden van de bedevaartgangers zijn opgekomen om ondanks het vroege uur hen uit te zwaaien. Eenmaal over de grens doet zich een hilarisch moment voor. We stoppen bij een benzinestation, waar Italianen zich verbazen over onze sjaaltjes. Die zijn hun onbekend en ze vragen dan ook van welke voetbalclub wij zijn, (website bisdom) Keulen Wij gaan met tweeduizend mensen op bedevaart, op pelgrimstocht. Wij gaan den vreemde in. We hebben ons huis, onze familie, onze woonplaats verlaten. We laten onze gewone bezigheden, onze normale levenssfeer, onze omgeving achter en trekken naar heilige plaatsen. Wij gaan op pelgrimstocht, op bedevaart en schakelen over van stof- felijke naar geestelijke zorgen, van aardse bekommernis naar het hemelse. Wij gaan met elkaar op reis naar heilige plaatsen om te bidden en om een gunst af te smeken, om te danken. Wij gaan in het spoor van onze aartsvader Abraham. Als een zwervende Arameeër, op weg in den Vreemde ontmoette Abraham God op zijn weg. Wij gaan in het spoor van de Drie Koningen van wie in deze Dom de relieken worden bewaard. Wij gaan in het spoor van St. Willibrord naar Rome... (deken Simon Kuyten in de Dom te Keulen) Bisdom Breda;  |
10. |
![]() |
Boeknummer: 00293
Suiker Plakt Ondernemingen -- Centrale Suiker Maatschappij (CSM) (1994) [Redactie: S&P Communicatiegroep] Suiker Plakt. Jubileumuitgave ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van CSM Suiker Fotoboek met teksten over geschiedenis suikerproductie en het werken bij CSM op grond van gesprekken met medewerkers Opgedragen aan allen die in het suikerbedrijf van CSM werken en gewerkt hebben. INHOUDSOPGAVE Inleiding en verantwoording 10 Voorwoord 13 suiker, een geschiedenis 14 75 jaar CSM in vogelvlucht 22 de Jaarcyclus 32 Het Transport 74 Het Laboratorium en milieu 96 de Arbeidsverhoudingen en samenwerking 118 de Bietenleverancier 134 de Suikerraffinaderij 154 de Produkten van CSM Suiker 174 bibliografie 190 INLEIDING EN VERANTWOORDING Het zich voor de volle honderd procent inzetten van vele mensen is een basisvoorwaarde voor de continuïteit van een onderneming als de Centrale Suiker Maatschappij. De daarmee samenhangende krachtsinspanning is het uitgangspunt geweest voor het boek Suiker Plakt, dat verschijnt ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van CSM Suiker. Dit boek is bedoeld voor (oud)medewerkers. Hiertoe is enerzijds volgens een thematische indeling een beeldverhaal samengesteld over het reilen en zeilen van de medewerkers tussen 1919 en 1994. Uit duizenden foto's, die voor een belangrijk deel zijn afgestaan door vele medewerkers en ex-medewerkers, is een selectie gemaakt. het betreft hier uniek fotomateriaal dat voor een belangrijk deel nooit eerder werd gepubliceerd. Bij de selectie is met name gekozen voor foto's die een goed beeld geven van de medewerkers in hun werkomgeving. De foto’s vormen het hart van het jubileumboek. Anderzijds zijn gesprekken gevoerd met een kleine honderd medewerkers en ex-medewerkers. In de afgelopen 75 jaar is er veel veranderd in de produktie van suiker. Het fotomateriaal uit de vroege periode van CSM Suiker geeft daarvan een goed beeld. Het ligt voor de hand dat de afbeeldingen in het boek in belangrijke mate de vroege periode van de onderneming belichten. Wij vertrouwen er op dat de duizenden mensen die direct of indirect betrokken zijn geweest bij de ontstaansgeschiedenis van CSM genoegen aan 'Suiker Plakt’ zullen beleven. Ons past een woord van dank aan allen die aan de totstandkoming van dit boek een bijdrage hebben geleverd. De samenstellers Voorwoord Leven en werken in de suiker is een prachtige periode in mijn leven geweest. Geboren tegenover de suikerfabriek in Steenbergen, werd ik van jongs af aan met het suiker maken geconfronteerd. Het is een mooi vak, dicht bij de natuur en geworteld in het platteland. Het werk loopt synchroon met de seizoenen en is overzichtelijk: van het zaaien van de biet tot de consumptie van de suiker. Je kunt er nog veie mensen persoonlijk kennen en dankzij de campagne ben je sterk met elkaar verbonden en is er een grote saamhorigheid. Het werken op een suikerfabriek heeft mij veel voldoening gegeven, met als jaarlijks hoogtepunt een snel aanlopende en goed draaiende fabriek na grote vernieuwingsprojecten in de intercampagne. De essentie van het vak blijft daarbij 'low cost', waaraan ik graag 'high tech' koppel. In dit kader past dank aan allen die werken en gewerkt hebben in ons suikerbedrijf. En ook aan hen, bietenleveranciers, afnemers, toeleveranciers, overheid en anderen die de omgeving hebben geschapen, waarin wij ons werk konden doen. Zij allen hebben CSM Suiker gemaakt tot wat het nu is. Dankzij hun inzet is niet alleen een uitstekend suiker-bedrijf ontstaan, maar is ook de basis gelegd voor de succesvolle uitbouw van CSM nv. Alle reden dus om bij dit 75-jarig bestaan van CSM Suiker stil te staan en trots te zijn op wat tot stand is gebracht! ir. G.M.L. van Loon CSM Suiker bv Amsterdam;  |
11. |
![]() |
Boeknummer: 00303
Kerken van Cuypers in oude ansichten Religie -- Algemeen (1986) [Jan Jongepier en Andries Monna] Kerken van Cuypers in oude ansichten. Jubileumuitgave van Europese Bibliotheek. Foto's met informatieve bijschriften van alle kerken van architect Cuypers in Nederland. INLEIDING De toren wordt gebouwd voor de gemeentenaren buiten de kerk. De toren moet hoog zijn. Hij dient om uit de verte de plaats der kerk aan te toonen. Hij moet hoog zijn, omdat de klokken het geluid in de verte over de woningen der gemeentenaren moeten verspreiden en hen ter kerke roepen. Een lage toren is een onding. Deze regels, verschenen in het Bouwkundig Weekblad van 1886, zijn afkomstig van bouw- meester Petrus J.H. Cuypers (1827-1921). De architect heeft het niet bij woorden alleen gelaten. Het silhouet van veel steden en dorpen in ons land wordt voor een groot deel bepaald door een kerk- gebouw waarvoor hij het ontwerp heeft getekend. Dat Cuypers zoveel opdrachten kreeg, kwam omdat hij werkte in een tijd waarin het rooms-katholieke volksdeel van Nederland druk bezig was met de emancipatie. De in de Franse tijd opgestelde grondwet van 1798 bepaalde dat alle godsdiensten gelijke rechten zouden hebben. Daarmee kwam er een eind aan de bevoorrechte positie van de Nederlands Hervormde Kerk. Voor de katholieken betekende het dat ze hun schuilkerkjes konden verlaten en nieuwe, ruime bedehuizen gingen bouwen. Aanvankelijk gebeurde dit in de zogenaamde waterstaatsstijl, een stijl die zijn naam ontleende aan het feit dat ingenieurs van het Ministerie van Waterstaat vaak nauw bij de plannen betrokken waren. De kerken van dit type doen met hun klassieke tempelfront, dikwijls gecombineerd met een koepeltorentje, nogal deftig aan. De Amsterdamse Mozes en Aaronkerk is er een goed voorbeeld van. Omstreeks 1850 maakte het neoclassicisme van de waterstaatskerken geleidelijk plaats voor de neogotiek. De eerste voortbrengselen van deze stijl vielen niet zo gelukkig uit en daarom werden ze fel gehekeld door de rooms-katholieke geleerde en schrijver Josephus A. Alberdingk Thijm (1820-1889). Naar zijn inzichten moest een kerkgebouw aan de hoogste eisen in constructief, esthetisch en godsdienstig opzicht voldoen. Omdat hij in de middeleeuwse gotiek deze voorwaard en voortreffelijk vervuld zag, werd hij de vurige propagandist van de neogotiek in ons land. Spoedig vond Alberdingk Thijm in de jonge architect Cuypers een kunstenaar die in staat was voor de katholieken kerken te bouwen die, evenals in de middeleeuwen, duidelijk getuigenis zouden afleggen van hun geloof. Cuypers’ restauraties en ontwerpen, uitbundig geprezen door Alberdingk Thijm, brachten steeds meer bouwpastoors ertoe hun nieuwbouwplannen te laten uitvoeren door de Roermondse architect. Zijn belangrijkste inspiratiebron lag in de jaren tussen 1850 en 1870 in de dertiende-eeuwse gotiek van Noord-Frankrijk en het Rijnland. De Sint Catharinakerk in Eindhoven geldt als het hoogtepunt uit deze periode. Na 1870 zijn in een tweede periode ook elementen ontleend aan de Nederlandse, de Engelse, de Scandinavische en de Italiaanse gotiek aan te wijzen. De Haagse Sint Jacobuskerk, de Leeuwarder Sint Bonifatiuskerk en de Hilversumse Sint Vituskerk laten deze ontwikkeling goed uitkomen, tevens probeert Cuypers dan in sommige ontwerpen een samengaan tussen de gotische, basilikale plattegrond en centraalbouw te bereiken. Het mooiste voorbeeld hiervan is de Heilig Hart- of Vondelkerk in Amsterdam, de stad waar hij zich in 1865 had gevestigd in verband met het toenemende aantal opdrachten uit het noorden van het land. Dat Cuypers ook buiten katholieke kringen erkenning kreeg, bleek toen hem de bouw van het Rijksmuseum en het Centraal Station in de hoofdstad werd toevertrouwd. Zodra de katholieken waren gewonnen voor de neogotiek, werden Cuypers en zijn Utrechtse collega Alfred Tepe (1840-1920) overstelpt met aanvragen. Grootse bouwwerken met hoge torens moesten na de schuilkerkentijd de herwonnen vrijheid van godsdienst overal tot uitdrukking brengen! Het einde van de neogotiek brak aan toen in het begin van de twintigste eeuw architecten als Berlage (1856-1934) nieuwe vormen in de bouwkunst aan de orde stelden. Lange tijd hebben kunsthistorici weinig waardering kunnen opbrengen voor de neogotische kerken. Vaak was hun afkeer terecht, want vooral uit de door leerlingen van Cuypers en Tepe geleverde ontwerpen spreekt weinig bezieling. Maar ook voor het werk van Cuypers zelf toonde men nauwelijks interesse. Zonder noemenswaardige protesten verdwenen het kerkje in het Friese Wijtgaard, de kathedraal van Breda en in Amsterdam de Maria Magda- lenakerk en de Sint Willibrordus buiten de Veste. Een trieste reeks die in 1982 nog een vervolg kreeg door de afbraak van de Sint Martinuskerk in Groningen... Gelukkig is er in de jaren zeventig meer begrip voor de oorspronkelijkheid van Cuypers’ oeuvre ontstaan. Een respectabel aantal van zijn kerken werd op de lijst van beschermde monumenten geplaatst. Ook ging men hem, zoals Berlage dat al eerder had gedaan, meer en meer zien als degene die door eerlijk materi- aalgebruik en moderne constructiemethoden de basis had gelegd voor de architectuur van deze eeuw. Door ruimtegebrek konden niet alle kerken van Cuypers in dit album worden opgenomen. De auteurs hebben een selectie gemaakt, waarbij ze getracht hebben niet alleen de nieuwbouwplannen maar ook de omvangrijke restauratiepraktijk van de architect te belichten. Sommige kerken zijn in de oorlog verwoest, voor andere kwam de herwaardering te laat. Wat rest is slechts de afbeelding op een oude ansichtkaart... Dit boekje zal af en toe goede herinneringen oproepen aan een kerkgebouw dat er niet meer staat. Mogelijk doet het menige lezer ook met des te meer waardering kijken naar de Cuyperskerk die nu nog zo trots het silhouet van zijn woonplaats bepaalt. Europese Bibliotheek Zaltbommel;  |
12. |
![]() |
Boeknummer: 00310
Breda in oude ansichten Historie -- Breda, algemeen (1973) [Brekelmans, dr. F.A.] Breda in oude ansichten, waarin opgenomen gedeelten van de voormalige gemeenten Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen. INLEIDING. In dit boek wordt getracht een aanschouwelijk beeld te geven van de structuur en het aanzien van de stad Breda en de kern van de toenmalige randgemeenten in de periode 1866-1936. In die tijd heeft Breda op velerlei gebied een krachtige ontwikkeling doorgemaakt. Men neemt veranderingen waar op topografisch, religieus, sociaal-economisch, cultureel en militair gebied. Tot 1 mei 1927 strekte het grondgebied van de gemeente zich niet veel verder uit dan het terrein van de vestingwerken, welke in de jaren 1870/80 waren gesloopt. Sinds 1927 is het territoir driemaal uitgebreid ten koste van de aangrenzende gemeenten Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen. In 1941 werden Ginneken en Princenhage opgeheven waarna de oude dorpskernen geheel bij de stad werden getrokken. Van de oude Bredase vestingwerken zien wij hierachter nog het bastion Nassau-Wallon. Het aantal inwoners bedroeg in 1866 15.225 en in 1936 49.794 zodat de bevolking in die tijd is verdrievoudigd. Al is deze groei voor een groot deel aan de annexatie van 1927 toe te schrijven, toch had ook binnen de oude stadsgrenzen een bevolkingsaanwas plaats. Per 1 januari 1973 telde Breda 121.181 inwoners. Zoals uit foto’s van Grote Markt, Havermarkt, Torenstraat, Bindstraat en Ginnekenstraat blijkt, stonden daar destijds nog veel gesloten huizen. Lang niet alle panden waren als winkel ingericht. Riolering en trottoirs zijn er ongeveer een eeuw geleden aangelegd. De bruggen die wij zien zijn alle licht en slechts berekend op het verkeer met wagens en rijtuigen. De straten werden met gaslantaarns verlicht, maar deze waren gering in aantal. Hoewel de stad sedert 1855 respectievelijk 1863 door spoorlijnen met de buitenwereld was verbonden, vormde de haven toch nog lang een belangrijk element in het personen- en goederenvervoer. Ruim honderd jaar geleden bezat Breda nog twee van de drie katholieke schuilkerken: die in de Waterstraat (Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart) en in de Tolbrugstraat (H. Barbara). Deze laatste werd in 1869 vervangen door de kathedraal aan de Prinsenkade; de Maria-parochie stichtte in 1890 een nieuw gebouw aan de Ginnekenstraat, dat door de ontvolking der binnenstad overbodig is geworden en in 1967 afgebroken. De kathedraal is gesloopt in 1970. Nieuwe kerken verrezen nabij de singels: de St.-Josephkerk in 1897, de H. Hartkerk in 1900 en de St.-Annakerk in 1904. In 1887 hadden de kapucijnen een kerk en klooster gebouwd aan de Schorsmolenstraat. De gereformeerden namen in 1896 een kerkgebouw aan de Karnemelkstraat in gebruik. Voor het lager onderwijs werd in deze periode een aantal openbare en bijzondere scholen gebouwd. Dank zij een legaat van dr. L.F.W. van Cooth kon in 1886 een ambachtsschool worden gesticht. De aloude Latijnse School was in 1867 opgeheven, maar in hetzelfde jaar opende de gemeentelijke h.b.s. haar poorten aan het Kasteelplein. Twintig jaar later werd in de Reigerstraat het Stedelijk Gymnasium gevestigd, dat in 1901 met de h.b.s. zou verhuizen naar het complex Nassausingel-Nassaustraat. Pas in 1923 deed het bijzonder v.h.m.o. met het Onze-Lieve-Vrouwe-Lyceum zijn intree. Ook het culturele leven heeft zijn opgang gekend. In 1865 werd het Bredaas Mannenkoor gesticht, dat nog altijd bestaat. Het theaterleven voltrok zich aanvankelijk in de Comediezaal aan de Vlaszak, maar in 1881 werd „Concordia” geopend. Muziek en zang beoefenden de Bredanaars in velerlei verband, onder andere in een Dubbelkwartetvereniging. Het vijftig—, vijfenzeventig— en honderdjarig bestaan van de Koninklijke Militaire Academie was telkens aanleiding tot grote feesten. Ook als een ingezetene honderd jaar werd moest zoiets gevierd worden. Zo werd in 1931 de Terheijdense baker Johanna Damen in een open rijtuig door de stad gereden. Openbare bibliotheken in onze stad bestonden toen nog niet, wel had de K.M.A. een rijkvoorziene boekerij die voor wetenschappelijke doeleinden toegankelijk was. Veel hotels, café’s en restaurants kende Breda en omgeving ook vroeger. Het in 1967 afgebrande restaurant „’t Zuid” bestond al vóór 1830. Andere oude zaken in de binnenstad waren het café „die Porte von Cleve” naast het stadhuis, hotel „De Kroon”, Boschstraat, „De Gouden Leeuw”, Korte Boschstraat en „Zum Franciscaner” aan de Vismarkt. Naast „Concordia” was een gezellig café en de „Grote Sociëteit” was gevestigd in de bovenzaal van café „Moderne” aan de Veemarktstraat. Het mooie dorp Ginneken kende zijn hotels „Duivelsbrug”, „Dennenoord”, „Rustoord” en „Groene Woud”. Nabij het seminarie „Ypelaar” lag het café „De Heilige Tap”. Onder Princenhage lagen de hotels „Mastbosch”, „Boschhek”, „Burck”, „De Kroon” en „Huis ten Bosch”. Zij konden floreren dank zij het bloeiende vreemdelingenverkeer dat Breda sinds de jaren tachtig kent. Tussen Breda en Ginneken lag op Teterings grondgebied aan de Ginnekenweg nog hotel „Flora” Na 1850 kwam ook de industrie in Breda op. De kachelfabriek van Klep is het oudste metaalbedrijf. Daarna volgde Backer en Rueb. Tevoren kende Breda reeds passementbedrijven, bierbrouwerijen en zoutziederijen. De drukkerijen van Oukoop en Broese zijn van hoge ouderdom. Van iets jongere datum zijn de chocolade- en suikerfabrieken De Faam en Kwatta. Goederen voor directe consumptie werden verhandeld op de Grote Markt, de Havermarkt, het Kasteelplein en in de Boterhal. Tot 1865 werd op vele waren een stedelijk accijns geheven via kantoren bij de stads- poorten. Wij zien hierachter bijvoorbeeld het Bureau der Stedelijke Belastingen aan de Waterpoort. Het tramwezen in Breda bloeit sinds 1884 toen Kuitenbrouwer de Ginnekense Tramwegmaatschappij sticht- te. Later kwamen hier de maatschappij „Breda-Mastbosch” (station via Baronielaan naar het bos) en de „Zuid-Nederlandsche Stoomtram Mij.”, die de verbinding onderhield tussen het station in Breda en de Markt te Princenhage. Op al deze lijnen bestond de tractie uit paarden. Het stadsbeeld kende nog verschillende molens: de oliemolen van Betz aan de Leuvenaarswal, de molen „Het Fortuin” aan het Van Coothplein en de molen „De Vier Winden” achter de Nieuwe Ginnekenstraat. Princenhage had zijn hoge molen aan de Liesboslaan. Het ziekenhuiswezen is te Breda eerst op het einde van de negentiende eeuw opgekomen. Voor de katholieken was er het Gasthuis aan de Haagdijk. In 1901 kwam het Diaconessenhuis gereed en pas in 1923 het grote St.-Ignatiusziekenhuis aan de Wilhelminasingel. Ginneken bezat zijn Laurensgesticht vanaf 1913, Princenhage zijn Luciagesticht vanaf 1890. Te Ginneken kon men ook een wonderdokter aantreffen, de beken- de Frans Colson. De volksgezondheid werd zeer be/orderd door de aanleg van een waterleiding, die te Breda in 1894 en te Ginneken in 1904 tot stand kwam. Over water gesproken: in Ginneken kon men een koudwaterkuur ondergaan in het bad Wörishofen. Van oudsher is Breda een garnizoensstad. Voor de huisvesting van de militairen zijn echter eerst laat goede kazernes gebouwd. Aanvankelijk waren er alleen de Kloosterkazerne, de Hoge Barakken achter de Gin- nekenstraat en het Arsenaal aan de Gasthuisvelden. De opening van de Chassékazerne in 1899 betekende een verheugende vooruitgang. Na de ontmanteling van de stad werden op de geslechte vestingwerken grote exercitieterreinen aangelegd langs Nassausingel en Fellenoordstraat. Ook de stedelijke nutsbedrijven beleefden in deze tijd hun opkomst. De gasfabriek was reeds in 1858 gebouwd op het Waterlunet. Een pomp- station en prise d’eau zijn in 1894 te Dorst tot stand gekomen. Ginneken kreeg reeds elektriciteit in 1904, maar Breda pas in 1918. De gemeentereiniging was in 1878 ondergebracht op het vroegere lunet B. De dienst der beplantingen werd in het leven geroepen bij de aanleg van het Valkenberg. Het toerisme begon voor Breda pas goed op gang te komen na de aanleg van de beide stadsparken: Wilhelminapark en Valkenberg. De grote trek hierheen werd overigens veroorzaakt door het natuurschoon der Bre- dase omgeving. Ginneken gaf reeds in 1889 een V.V.V.-gids uit en Breda volgde in 1897. Een belangrijke toeristische verbinding vormde de Boulevard Breda-Mastbosch, die door een particulier was aange- legd op het grondgebied van drie verschillende gemeenten. Het gemeentebestuur onderging in dit tijdvak ook een sterke uitbreiding. Waren er vijftien raadsleden in 1866, zeventig jaar later waren het er zevenentwintig. Bij het begin van dit tijdvak was mr. A. Kerstens burgemeester; van 1919 tot 1936 was dit mr. dr. W.G.A. van Sonsbeeck, met wiens grootse afscheidsfeest wij dit boek besluiten. Voor de samenstelling van dit boek hebben wij een keuze moeten doen uit het overvloedige materiaal dat in Stedelijk Museum en gemeentearchief ter beschikking was. Wij hebben onze voorkeur laten uitgaan naar zeer oude foto’s en voorts naar afbeeldingen van die stadsgedeelten die grondig van aanzien zijn veranderd. Graag hadden wij onze selectie zodanig verricht dat aan de hand van de plaatjes een harmonisch résumé van de stedelijke historie kon worden gegeven. Aangezien echter van tal van facetten van het stedelijk leven geen afbeeldingen voorhanden waren,bleek deze wens niet uitvoerbaar. De lezer beschouwe dit boekje daarom slechts als een bijdrage tot de kennis van de stad Breda en het leven van de bewoners in deze periode. In deze tweede druk werd een aantal correcties en aanvullingen opgenomen. Nieuw zijn de afbeeldingen genummerd 29, 70 en 87. Voor deze editie verschaften velen mij materiaal, van wie ik wil noemen: mejuffrouw J.H.H. Houwing, de heren J.L. Bergé, ir. J. Badon Ghijben, H.A. van der Pool en prof. mr. O.A.C. Verpaalen te Breda en de heren G.J.J. Boost te Roosendaal, H.F. ten Hoopen te Heemstede, J.L.M. Peerden te Nijmegen en drs. G. van de Vlasakker te Hengelo (O). Breda, september 1973. Europese Bibliotheek;  |
13. |
![]() |
Boeknummer: 00392
Langs de Mariakapellen Religie -- Algemeen (1985) [G.A.A.M. Kuijpers] Langs de Mariakapellen Inhoud Voorwoord blz. 5 Langs de Mariakapellen 6-7 Het Kerkgebouw van de parochie St. Bavo 8-9 Lourdesgrot 10-11 Beeldengroep 12 - 13 Kapel Tiggelt 14-15 Kapel Tiggeltseberg 16 -17 Kapel Ettenseweg 18-19 Plattegrond 20 - 21 Kapel Zwart Moerken 22-23 Kapel Kaarschot 24 - 25 Kapel Hazeldonk 26 - 27 Kapel Mosten 28 - 29 Kapel Oekel 30-31 Kapel Oekelseheide 32 - 33 Kapel Klein Oekel 34 - 35 Kapel Kruispad 36 - 37 RIJSBERGEN Langs de Mariakapellen. Voorwoord Een reeds lang sluimerende wens; een simpel idee voor een fietstocht; een onbekend verhaal; dit alles is uitgegroeid tot een boek- werkje dat veel herinneringen met zich draagt en een route biedt waarlangs het nog leuk fietsen is ook. Met dank aan al diegenen die hun medewerking hebben gegeven om dit boekje tot stand te laten komen, met name Jan Bastiaansen die er nu en in het verleden reeds vele uurtjes in heeft gestoken en niet te vergeten de buurtbewoners die de kapelletjes al die tijd in ere houden. Wat betreft het fietsen wordt verwezen naar de middenpagina alsmede naar de plattegrond van de gemeente Rijsbergen waarop de fietsroute eveneens is aangegeven. Om alle kapelletjes te bereiken moet men op enkele plaatsen de verharde weg verlaten en via soms slechte paden de route ver- volgen. De totale lengte bedraagt 21 km. Mochten er onverhoopt onvolkomenheden dan wel onjuistheden in dit boekje voorkomen, dan houden wij ons daar graag voor aan- bevolen zodat we ze in een eventuele herdruk kunnen verwerken. J.C. Hoekman Gemeente Rijsbergen Rijsbergen, november 1985 Gemeente Rijsbergen en Rabo Rijsbergen;  |
14. |
![]() |
Boeknummer: 00394
Het hart van de Baronie van Breda, stad en zes dorpen 1930-1980 Historie -- Breda, algemeen (2004) [Stadsarchief Breda] Vredactie: Stadsarchief Breda Het hart van de Baronie Breda, stad en zes dorpen 1930 - 1980 waarin opgenomen: Bavel, Breda, Ginneken, Princenhage, Prinsenbeek, Teteringen en Ulvenhout Voorwoord Toen Uitgeverij Aprilis voorstelde een fotoboek uit te geven over Breda in de jaren 1930-1980, wilde het Stadsarchief Breda daar graag aan meewerken. Het archief ver- zamelt immers niet alleen foto’s, maar maakt de collectie ook toegankelijk voor gebruik. Het is bijvoorbeeld binnenkort mogelijk om via internet foto’s te zoeken en te bekijken, maar ook in een boek is kennis te maken met foto’s uit het verleden. Nu heeft Breda verscheidene gemeentelijke herindelingen achter de rug, de laatste in 1997, waardoor de gemeente in omvang sterk is toegenomen. De dorpen Bavel, Ginneken, Princenhage, Prinsenbeek, Teteringen en Ulvenhout zijn tegenwoordig Bredaas grondgebied. Het was aantrekkelijk om dat hele grote ge- bied te betrekken bij een fotoboek. Daarvoor is samenwerking gezocht met heemkundekringen uit de om liggende dorpen. Die beschikken immers over een eigen, lokale fotocollectie of kennen mensen in hun dorp die beeldmateriaal bezitten van bijvoorbeeld verenigingen, sportactiviteiten, dorpsfeesten en het platteland. Breda heeft nu dus vijf heemkundekringen (waaron- der we ook het Princenhaags Museum rekenen) en alle werkten graag mee aan dit boek. Daarom zijn de foto’s in dit boek uit alle delen van de gemeente Breda afkomstig. Het Stadsarchief heeft steeds een coördinerende rol gespeeld, maar de heemkundekringen zijn de échte auteurs van het boek. Zij hebben gespeurd naar foto’s, geselecteerd, aangeleverd, teksten gemaakt en gecorrigeerd. Dat was een grote inspanning maar het resultaat is dan ook een geheel nieuw boek van Bavel, Breda, Ginneken, Princenhage, Prinsenbeek, Teteringen en Ulvenhout, samen in één gemeente. Uitgeverij Aprilis;  |
15. |
![]() |
Boeknummer: 00420
Gageldonk/Bethlehem/Emer Historie -- Haagse Beemden, algemeen (2001) [A. Verkooijen, P. van Hooijdonk] Gageldonk/Bethlehem/Emer Zo 't vroeger was Dit boek is via deze link verkrijgbaar in de winkel van Heemkundekring Op de Beek. VOORWOORD Gageldonk ziet men tegenwoordig door de McDonaldmast al van verre en dat is sprekend voor de gedaantewisseling die dit gebied heeft ondergaan in de afgelopen decennia. Door het gedeelte vanaf de Spoorstraat tot de Lunetstraat en enkele markante punten, zoals bijvoorbeeld de Kapel en het Hooghuis, kan de hedendaagse bezoeker nog een glimp opvangen van het verleden. De moderne tijd maakte in ruim 25 jaar van een ouderwetse heerlijkheid een nieuwerwets woondomein. Daarmee werd alles anders, zowel de gebouwen als de bewoners. Vroeger overwegend boerderijen met hun autochtone bewoners die dicht bij de natuur leefden en er ter plaatse met hard werken de kost verdienden, nu woonhuizen in alle varianten met hun breed geschakeerde bewoners uit alle windstreken en die elders de kost verdienen. Dit fotoboek over Gageldonk is als een wandeling door het gebied zoals het rond 1960 nog was. Het is bedoeld voor zowel degene die er al tijden woont, als die er nu woont of ooit gewoond heeft. Voor hen die er al tijden wonen om in een onbewaakt ogenblik even terug te gaan in die tijd. Voor degene die er ooit gewoond heeft het ophalen van dierbare herinneringen. En voor degene die er nu woont om binding te krijgen met het verleden van zijn dagelijkse woonomgeving. Vanwege het succes van de fotoexpositie vorig jaar en het belang van het vastleggen van tijdsbeelden heeft onze heemkundekring en speciaal de samenstellers Anneke Verkooijen en Piet van Hooijdonk er toe doen besluiten om dit fotoboek uit te geven. Wij weten zeker dat we er velen een plezier mee zullen doen. Dank natuurlijk aan de samenstellers voor hun noeste arbeid en aan allen die bereid zijn geweest foto’s voor dit boekje ter beschikking te stellen of die op een andere manier aan de samenstelling hebben medegewerkt. Wandelt u met ons mee..... 30 september 2001 HEEMKUNDEKRING OP DE BEEK DE HEERLIJKHEID GAGELDONK De grootste en belangrijkste gronden lagen in de Haagse Beemden-Oost, dit was het gebied dat in 1976 van de gemeente Prinsenbeek overging naar de gemeente Breda. Daar is intussen een nieuwe stadswijk gebouwd: de Haagse Beemden. Ook in Prinsenbeek lagen nog verschillende gebieden o.a. net ten zuiden van de huidige bebouwde kom. De naam “Westrik“ zou ook hier haar oorsprong hebben gevonden, want het was het “Westerkwartier“ van Gageldonk. Verder lagen er eigendommen in Heerle en Wouw, Roosendaal (nieuwbouwwijk ten zuiden van de stad) en Nispen. Ook in Sprundel en het vroegere Princenhage lagen nog verschillende goederen. En dan het gebied rond de Heuvel te Tilburg. Daar waar nu het zakelijk hart van de stad klopt, hadden vroeger de heren van Gageldonk alles te vertellen. De kern van de oude heerlijkheid Gageldonk bestond en bestaat grotendeels nog uit: • een kasteel(tje) omgeven door een watergracht, verwoest door de Watergeuzen in 1573. (Dit was waarschijnlijk niet het eerste kasteel op Gageldonk, maar zeker het tweede, misschien zelfs het derde kasteel dat er gestaan heeft.) • een poortgebouw met woning, die de toegang tot het kasteel afsloot. Dit staat er nu nog en wordt in de volksmond: Hooghuis van Gageldonk genoemd (gebouwd tussen 1508 en 1520). • De kapel van Gageldonk op de kleine Hazenberg (nu Moerenpad). De kapel is tot op vandaag goed bewaard gebleven. • de Grote Hoeve of Kasteelhoeve van Gageldonk. Deze is rond de vorige eeuwwisseling grotendeels afgebroken. De grote Vlaamse schuur die er bij hoorde nog in de jaren twintig en de gebouwen die er nu staan zijn vanzelfsprekend wel de gebouwen van de Grote Hoeve of Kasteelhoeve van Gageldonk, maar hebben niet echt meer bij een kasteel gestaan, omdat het toen niet meer bestond. Er is in dit gebied veel veranderd, heel veel boerderijen, “boerebedoeninkskes”, huizen, wegen, kleine paadjes, prachtige oude hagen en bomen etc.etc.zijn verdwenen. Dit moest allemaal weg voor de vooruitgang en de aanleg van een nieuwe wijk: DE HAAGSE BEEMDEN. Door de foto’s in dit boekje proberen we de Gageldonkseweg, Gageldonksestraat, Binnenweg, Moerenstraat, Achter Emer, (d’n Emmere) en een stukje Steenakkerstraat te laten herleven. Heel veel inwoners van Prinsenbeek en ook de Haagse Beemden zijn op dit grondgebied geboren. Wij hopen dat u hier veel plezier aan zult beleven. De samenstellers: Piet van Hooijdonk Anneke Verkooijen Heemkundekring Op de Beek;  |
16. |
![]() |
Boeknummer: 00421
Princenhage in oude ansichten Historie -- Princenhage, algemeen (1999) [H. Dirven, P. Dekkers] Princenhage in oude ansichten INLEIDING Nu, in de jaren zeventig, wordt het vroegere dorp, of beter gezegd de vroegere dorpskom van Princenhage, weer behoorlijk uitgebreid. Vooral ten noorden en ten zuiden van de oude dorpskom verschijnen hele nieuwe straten, ja zelfs een heel nieuwe wijk. Daardoor zal hopelijk de functie van het eeuwenoude dorp als lokaal verzorgingscentrum weer wat worden opgevijzeld. Want als er één dorp de laatste dertig jaar heeft bewezen, hoe funest een annexatie voor een plaatselijke gemeenschap kan zijn, dan is dat Princenhage wel. Vele honderden jaren was Princenhage-dorp, of kortweg „’t Aogje”, een kerkelijk, bestuurlijk en economisch-sociaal centrum voor de eertijds grote gemeente Princenhage. Het dorp is ontstaan in de veertiende en vijftiende eeuw rond de St.-Martinuskerk, die was gebouwd op een lichte verhoging aan de weg van Breda naar Bergen op Zoom. In 1650 zijn daar de Dreef en de Mastbosstraat, als verbindingsweg tussen het Liesbos en het Mastbos, bijgekomen. Ongeveer weer een eeuw later werd het voetpaadje naar het noorden (de oude Heilaarstraat) ook een straat. In het midden van de vorige eeuw werden ook de spoorwegen aangelegd, waardoor in de gemeente Princenhage in korte tijd zelfs drie stations kwamen. Aan het einde van diezelfde eeuw werden er ook tramlijnen vanuit Breda via Princenhage naar Zundert-Antwerpen en naar ’t Liesbos-Etten aangelegd. In die tijd kreeg Princenhage nationale bekendheid als toeristen- plaats, vooral dank zij haar prachtige bossen. Heel wat grote hotels, en ook vele mooie villa’s, dateren van die jaren. Vooral die langs de huidige Haagweg en Liesboslaan. Princenhage begon ook snel te groeien met haar bevolkings aantal. Was tot 1800 de bevolking vrij constant, rond de 3.000 zielen (in 1796 welgeteld 3.285), in 1840 bereikte Princenhage de 5.000 en in 1906 de 10.000 inwoners. De volgende jaren ging de groei vooral sterk door rond het Duitenhuis, waar vele arbeiderswoningen werden bijgebouwd. In 1927 werd dit gedeelte door Breda geannexeerd, waardoor het inwoneraantal terugviel tot net iets boven de 11.000. In 1941 had Princenhage weer zo’n 13.000 inwoners, maar toen werd het gehele zuidelijke gedeelte bij Breda gevoegd. Het noordelijk gedeelte, boven de spoorlijn Breda-Roosendaal, werd de nieuwe zelfstandige gemeente Beek met nog geen 4.000 zielen. In de periode die in dit fotoboekje wordt behandeld, is het van belang te weten dat Princcnhage werd bestuurd door de volgende burgemeesters: A. Wermenbol (1865-1880), A. Schrauwen (1882-1903), F. Dommer van Poldersveld (1904-1917), J. Vermeulen (1917-1935) en G. Sutorius (1935-1941). De eerste burgemeester van het zelfstandige Beek werd J. Sterkens. Hij was tevens ook de laatste secretaris van het zelfstandige Princcnhage. De pastoors van de St.-Martinusparochie waren in die periode: G. van Spaandonk (1870-1874), P. van Oers (1874-1904), F. Flooren (1904-1922) en A. Bouman (1922-1961). De bouwpastoors van de twee nieuwe parochiekerken waren: A. Hoevenaars (Liesbos) en Ant. Adr. Ansems. Wij hebben in dit boekje getracht een beeld op te roepen van de jaren 1890 tot 1940. Op de eerste plaats hebben we daarom in een vijftigtal foto’s de diverse straten, gebouwen en dergelijke als in een rondwandeling aan u voorgelegd. Daaropvolgend laten wc u in een vijfentwintigtal foto’s nog even een kijkje nemen in het rijke verenigingsleven, het kerkelijk leven, bij diverse gebeurtenissen, groepen, enzovoort. Onze wens is natuurlijk dat we daarbij zo volledig mogelijk zijn geweest, hoewel wij ook wel goed beseffen dat helemaal volledig zijn een onmogelijkheid is. Toch hopen wij dat u dit boekje nog dikwijls met genoegen zult doornemen en dat het ook voor u een herinnering levendig zal houden aan de tijd dat Princenhage nog echt „’t Aogje van het Zuiden” was. De werkgroep „Haagse Beemden” dankt allen die hebben meegeholpen bij het samenstellen van het boekje „Princenhage in oude ansichten”. In dc eerste plaats willen wij hier noemen dr. F. Brekelmans, archivaris van de gemeente Breda. Tevens maken wij hier ook van de gelegenheid gebruik om te wijzen op een soortgelijk boekje als dit, maar dan onder de titel „Breda in oude ansichten”. Het is geschreven door de heer Brekelmans en uitgegeven in 1967, terwijl in 1973 een tweede druk verscheen. De nummers 98 tot en met 112 van dit deel betreffen ook Princenhaagse ansichten, zoals de Haagsepoort. de Markt, de boterfabriek, „Boschhek”, Liesbosstraat, Lucia, korenmolen „De Hoop”, „Lindenhof’, „Lindenburg”, hotel „Liesbosch”, „Huis ten Bosch” en de boswachterswoning in het Liesbos. Verder gaat ook onze bijzondere dank uit naar drs. C. Lohmann, archivaris van de gemeente* Prinsenbeek, de heer F. Kimmel. directeur van het stedelijk en bisschoppelijk museum, de heren M. Lips, J. van de Broek, A. van Nunen, G. van Stokkom en J. Dekkers en de dames Van Schaik-Rijnen, Bijl-Nooyens, Nooyens-van Stokkom, Nooren-Schrauwen, Dekkers-Frijters en Van Rosmeulen-Dirven. Allen hier genoemd, en ook degenen die ons nog verder informatiemateriaal hebben verschaft, zeggen wij hierbij nogmaals onze hartelijke en welgemeende dank. Wij willen nog even wijzen op ons tijdschrift „Hage” dat nu, in 1975. haar eerste lustrum viert, met andere woorden dat aan het einde van dit jaar haar vijftiende uitgave ziet ver- schijnen. Het nummer 14 (verschijnt september) zal helemaal handelen over de huidige toestand van alle monumenten die zich nu nog in de vroegere gemeente Princenhage bevinden. In totaal ruim zeventig gebouwen. Werkgroep „Haagse Beemden” INHOUDSOPGAVE 1. Luchtfoto Princenhage-dorpskern in 1926 2. De Markt van Princenhage 3. De Markt van Princenhage 4. De Markt met de gedenknaald (monument) 5. De Markt aan de westzijde 6. Raadhuis en toren (hoge spits) 7. St.-Martinuskerk met afgewaaide toren 8. St.-Martinuskerk te Princenhage 9. Interieur van de St.-Martinuskerk 10. Dreef met de protestantse kerk 11. Dreef met het postkantoor 12. Dreef met de lindebomen 13. Dorpsstraat (Voorstraat), nu Haagweg 14. Voorstraat, nu Haagweg 15. Voorstraat vanaf de Markt gezien 16. De villa „Princenoord” aan de Haagweg 17. De villa „Hage” aan de Haagweg 18. De villa „Wilhelmina” aan de Haagweg 19. De Haagsepoort aan de buitenzijde van Breda 20. Markt en Heilaarstraat 21. De Kerkstraat of Heilaarstraat 22. Station Princenhage-Beek op Heilaar 23. Huize „Heilaar” 24. De Grootestraat, nu Liesbosstraat 25. De Grootestraat, nu Liesbosstraat 26. Het Mauritspleintje, nu Liesbosstraat 27. Liesbosstraat met brouwerij „De Koe” 28. Korenmolen „De Hoop” aan de Liesboslaan 29. Luciagesticht aan de Liesboslaan 30. Hotel „Bellcvue” („De Kroon”) aan de Liesboslaan 31. Villa „Palmyral” aan de Liesboslaan 32. Ingang Liesbos aan de Liesboslaan 33. Café „De Drie Linden” aan de Liesboslaan 34. Hotel „Burck” bij het Liesbos 35. Hotel „Huis ten Bosch” bij het Liesbos 36. Pastoor Van Arskerk bij het Liesbos 37. Kindervakantiekolonies bij het Liesbos 38. De Leursebaan met theekoepel 39. Het jachthuis in het Liesbos 40. Huize „Zoutland” bij het Liesbos 41. Effen met rooms-katholieke kerk en pastorie 42. De standaard korenmolen van Effen 43. Hoeve „In ’t Hout” 44. Hotel „Boschhek” bij het Mastbos 45. Laantje in het Mastbos (Princenhage) 46. Historische pomp op de Markt 47. De tram in Princenhage 48. De paardetram in Princenhage 49. Eerste echte vuilniswagen in Princenhage 50. Duitenhuis bij Breda 51. Fruitmarkt „Duitenhuis”, 1900 52. Tuinbouw of hovenierderij 53. Boerenstandsorganisatie Princenhage 54. Coöperatieve stoomzuivelfabriek „Martinus” 55. Installatie burgemeester Dommer van Poldersveld 56. Afscheid burgemeester Vermeulen 57. Installatie burgemeester Sutorius 58. Huldiging gemeentebode H. Simons 59. Harmonie „Cecilia” 60. Mannenkoor „Princenhage” 61. Toneelvereniging van het „Kruisverbond” 62. Voetbalvereniging „Groen-Wit” 63. Handboogschutterij „Geen Moed Verloren” 64. De schaatskoning: Koen de Koning 65. Princenhage: kegelclub „Kracht en Vooruitgang” 66. Burgersocicteit „ Het ’s Maandags Gezelschap” 67. Onthulling monument 68. De openbare lagere school 69. De katholieke meisjesschool 70. Zelatricemiddag paters, Liesbos 71. Sacramentsprocessie 72. De katholieke jonge meisjesvereniging 73. Dameskerkkoor St.-Martinuskerk 74. Ereboog gouden bruiloft 75. Tramongeval bij het Liesbos 76. Auto-ongeval op de Rijsbergseweg 77. Carosseriefabriek „De Ley” Europese Bibliotheek Zaltbommel;  |
17. |
![]() |
Boeknummer: 00433
Klederdrachten Historie -- Plattelands- en boerenleven (1976) [Constance Nieuwhoff (tekst), Willem Diepraam (foto's), Cad Oorthuys (foto's)] Klederdrachten, een reis langs de levende streekdrachten van Nederland Inleiding Van oude klederdracht tot levende streekdracht Als zesjarig meisje kreeg ik eens, tijdens een vakantie, op een stille, warme middag in een donkere achterkamer een wonderlijk, prachtig pak aan, en werd toen gefotografeerd — in die tijd een hele belevenis. Wellicht is dat er de oorzaak van dat die kleren, die zo heel anders waren dan ik gewend was, me zijn blijven boeien. Die belangstelling werd in later jaren steeds gevoed, als ik — zijdelings — met mensen in aanraking kwam die een heel eigen soort kleding droegen, een soort kleding die als ‘klederdracht’ werd aangeduid. Pas enkele jaren geleden kreeg ik de kans om mannen en vrouwen in klederdracht het hemd van het lijf te gaan vragen. Dit is haast letterlijk bedoeld, want toen was ik van plan de zaak eens grondig aan te pakken. Mijn belangstelling en achting voor mensen en hun kleding is door dat veelvuldig contact sterk toegenomen. In het jaar van die rondreis door het land heb ik meer vrienden en vriendinnen gemaakt dan in vele jaren daarvoor. Maar ook groeide mijn nieuwsgierigheid naar de oorsprong van al die bijzondere kledingvormen en ik hield me bezig met de vraag waarom er maar hier en daar in Nederland nog groepen mensen zijn die een eigen klederdracht dragen en elders niet. De meeste mensen zien klederdrachten als een verschijnsel op zich en vragen zich niet af waar die dracht vandaan komt en waarom hij zo is. Maar de lezers van dit boek zullen wèl benieuwd zijn naar de achtergronden en de ontwikkeling van de klederdrachten, die nu nog om ons heen gedragen worden. Als uitgangspunt voor beschrijving en afbeelding zijn de drachten genomen die nu, in 1976, nog in het dagelijkse leven in een twintigtal streken in Nederland worden gedragen. Op het kaartje ziet u de route die daarbij gevolgd is. Op deze route zijn de streken waar nog een traditionele dracht wordt gedragen, verdeeld in de regio’s: I Noord- en Zuid-Holland, II Zeeland en III Overijssel, Gelderland en Utrecht. Daarna als ‘toegift’ een indruk van de ‘streekdracht’ die de laatste jaren in Amsterdam te zien is (IV). In Groningen, Friesland, Drente en Limburg wordt - helaas — in het dagelijks leven geen streekdracht meer gedragen. Om alle kleine detailverschillen per streekdracht op hun juiste waarde te kunnen beoordelen, moeten we ons eerst afvragen waarom we kleding dragen. In de eerste plaats natuurlijk om ons te beschermen tegen kou en warmte. Kleding kan er bovendien toe bijdragen ons gevoel van eigenwaarde te versterken. De kleding heeft immers ook tot doel aanwijzingen te geven over de rang of stand van de drager/draagster, zoals ze ook kan aanduiden of deze blijde of trieste dagen beleeft. Tegenwoordig is, door de toenemende communicatie tussen landen en gemeenschappen, de kleding veel eenvormiger geworden. Oma’s dragen dezelfde spijkerbroeken als hun kleinkinderen en ook rouw om het verlies van een geliefd mens wordt nog zelden getoond door het dragen van donkere kleren. Overigens was dat tonen van rouw in kleding een goede afspraak, omdat het uiting kon geven aan het verdriet van de drager/draagster, en een ander daar rekening mee kon houden. Het dragen van een beleefdheidsmasker en het verzwijgen van verdriet waren dan niet nodig. Met het woord ‘klederdracht’ duiden we meestal de traditionele kleding aan die een groep mensen op een bepaalde plaats draagt, en die uiting geeft aan hun gevoel van saamhorigheid. Dat gevoel kan veroorzaakt worden door een isolement, een zelfde beroep (bijvoorbeeld vissers) of een gemeenschappelijke godsdienst. Vaak gaan deze elementen samen. Maar eigenlijk is de term klederdracht niet juist. Die kan immers ook gelden voor allerlei andere vormen van groepsgebonden kleding, zoals de dracht van burgers, soldaten, nonnen en tramconducteurs. Een betere naam voor een gelijke kleding, gedragen door mensen die gebonden zijn aan een stad, dorp of streek, is daarom ‘streekdracht’. En over die - nu nog levende - streekdrachten gaat het in dit boek. Een levend prentenboek Maar waar komen die bijzondere kledingvormen nu vandaan? Vele elementen in de huidige streekdrachten gaan rechtstreeks terug tot de algemene modedracht in Holland van omstreeks de zestiende en zeventiende eeuw. Op sommige plaatsen (Marken en Urk bijvoorbeeld) is de hele dracht nog bijna gelijk aan die uit de zestiende eeuw. In andere delen van Nederland, zoals Twente, de Veluwe of Cadzand, bestaat de vrouwendracht uit een laat negentiende-eeuwse japon met een mutsvorm erbij die in ouderdom teruggaat tot de Napoleontische tijd. Streekdracht is dus eigenlijk een levend prentenboek van vier eeuwen mode, en dan in steeds afwisselende detailcombinaties. En deze dracht is niet statisch, maar kan in enkele tientallen jaren vaak nog opvallend veranderen. Dat in deze inleiding de vrouwendracht uit met name de zestiende eeuw als aanknopingspunt gebruikt wordt en het in dit boek bijna uitsluitend over vrouwen gaat, komt doordat er tegenwoordig haast geen streekdracht meer wordt gedragen door mannen. Omstreeks de zestiende eeuw bestond er een aantal kledingvormen naast elkaar: adel en geestelijkheid droegen andere — vaak als hofkleding voorgeschreven — kleding dan kooplieden, boeren, vissers of ambachtslieden en hun vrouwen. Kleren waren — en zijn nog — een belangrijk middel om rang en stand van de drager/draagster in de maatschappij aan te geven. In veel dorpen en streken leefden de mensen in een vrijwel volledig isolement. Veranderingen in de kledingmode, geïnspireerd door het voortdurend streven naar exclusiviteit van de toonaangevende adel, vonden bij de stedelingen sneller en gemakkelijker navolging door hun hogere welstand en betere informatie. De bewoners van het platteland kregen die informatie meestal pas veel later — via een paar doortrekkende reizigers — en waren dan nog vaak veel te arm om kleren die nog niet totaal versleten waren te vervangen omdat ze ‘uit de mode’ raakten. Als de stadsmode op het platteland werd gevolgd, dan gebeurde dat dus veel later en alleen in die details, die men mooi of praktisch vond of erg belangrijk achtte als statussymbool. Dit was bijvoorbeeld het geval met het - aanvankelijk ijzeren - klemmetje (het oorijzer), dat de muts op het hoofd vasthield. In Friesland dijde dit gebruiksvoorwerp uit tot een uiterst kostbare gouden helm die het hele hoofd omsloot. Hoewel het helemaal niet nodig was dat klemmetje te veranderen, werd het toch gedaan om daarmee de welstand van de draagster te kunnen uitdrukken. Vaak ook was kleding helemaal aan een beroep aangepast, zoals bijvoorbeeld die van de Urkse en Volendamse mannen, die eeuwenlang vissers zijn geweest en waarvan de kleding voetvrij, warm, waterafstotend en winddicht is, en dus uitermate geschikt voor het werken op kleine, open boten in een koud klimaat. De zijden kousen- en kuitbroekenmode van de hogere, niet-werkende klassen heeft aan deze drachten nooit een modedetail kwijt kunnen raken. In de zeventiende eeuw waren de Nederlanden ook een toevluchtsoord voor mensen die om hun geloof uit hun geboorteland waren verdreven. De vluchtelingen brachten, behalve dat geloof, ook hun eigen kleding mee uit hun land van herkomst, zoals de Wederdopers die zich op het Kampereiland vestigden en de Hugenoten en emigranten uit Salzburg, die in Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen terecht kwamen. Ook economische crises, oorlogen en overstromingen konden plaatselijke kledinggewoonten beïnvloeden. Doordat in oorlogen of bij een overstroming veel mensen uit een gemeenschap de dood vonden, werd er vaak zo lang gerouwd, dat een eens kleurige dracht vrijwel geheel zwart werd en bleef. Ook had het verschil in welstand tussen bijvoorbeeld Zeeland, Holland en Friesland aan de ene kant en Drente en Brabant anderzijds gevolgen voor de kleding. In de eerstgenoemde gebieden werden veel gouden sieraden gedragen, terwijl in Drente en Brabant kleding en versiering tot de eenvoudigste onderdelen beperkt waren. In dit boek kunt u, aan de hand van illustraties uit twee boeken die de streekdrachten in de negentiende eeuw beschrijven, zelf een indruk krijgen hoe die er destijds uitzagen. Het boek van E. Maaskamp dateert uit 1805, de impressies van Valentijn Bing en Braet von Ueberfeldt (verder aangeduid als Bing) dateren uit 1865. Nederland was —en is ook nu nog —om Maaskamp (1805) te citeren: ‘een kleene plek gronds, die grooter verscheidenheid in kleding oplevert, dan schier alle werelddeelen buiten Europa, en zich in de oogen van den menschenkenner zoo karaktermatig, als volstrekt eenig andere volk, vertoont. Amsterdam alleen levert, in deszelfs verscheidene wijken, schier zoovele onderscheidene costuums op: elke stad van Holland heeft hare eigene. De onderscheidene noordelijke gewesten van het Rijk schijnen door bijzondere volkeren bewoond. De visschers- en boeren-dorpen, de handel- en de binnensteden, de eilanden en de kusten, hebben allen niet slechts hare eigene, geheel karaktermatige zeden, in houding en kleeding der bewoners blijkbaar; maar zelfs kenmerkt zich overal elke stand door geheel bijzondere manieren. Geen reiziger bezocht ooit dezen grond, zonder dit terstond op te merken en te bewonderen; geen beoefenaar der menschenkennis, in dit zelfde land, kan deze verscheidenheid doordenken, zonder den wensch te gevoelen van zich dezelve eenmaal, door nauwkeurige afbeeldingen, te kunnen vertegenwoordigen’. Met ondersteuning van de foto’s van Cas Oorthuys en Willem Diepraam zal een zo natuurgetrouw mogelijk beeld geschetst worden van de streekdrachten, zoals die in verscheidene delen van Nederland nu nog in het dagelijkse leven gedragen worden. Mannen in streekdracht zult u daarbij niet vaak meer tegenkomen. Nog wel maar niet veel, in Zeeland, Volendam, Marken, Staphorst en Urk. En alleen in Staphorst dragen de kleine meisjes nog de traditionele kleding van hun dorp. Een aanwijzing, dat een dracht ‘op zijn laatste benen loopt’ geeft de nogal hoge leeftijd van de meeste dragers/draagsters, en de vaak tot optimale grootte uitgedijde afmetingen van drachtonderdelen als bijvoorbeeld de mutsen op Goeree en Zuid-Beveland en in Huizen. Inventaris van de garderobekast Als een soort wegwijzer in dit land vol bonte lapjes, kappen en andere textiel, volgt hier een opsomming van de onderdelen waaruit in de zestiende eeuw de vrouwenkleding kon bestaan. Dat waren: een linnen hemd, rok, schort, doek, kroplap (kraplap) en muts van het hultype. Soms, afhankelijk van plaats of seizoen, aangevuld met rijglijf en/of jak. In Duitsland waren, net als hier, in de zestiende eeuw de decolletés van de vrouwenkleding vrij diep. In een noordelijk klimaat met slecht verwarmde huizen betekende dat: kou lijden en kou vatten. Om dit euvel te verhelpen bedacht iemand een kledingstuk dat de schouders en de borst voor een deel bedekte: een schouderkraag die als Goller of Koller (Duits) of collerette (Frans) in heel noordelijk Europa weldra mode was. Van dit kledingstuk stamt het Volendamse kletje (collerette) en de kulder, een jak dat in Bunschoten en op de Veluwe nog wordt gedragen. Ook nu nog komen al deze onderdelen tegelijk of in wisselende combinaties voor in de verschillende drachten. Soms is alleen maar de mutsvorm echt heel oud. De mutsen, en er zijn heel spectaculaire bij, stammen allemaal af van het eenvoudige vrouwenmutsje uit de zeventiende eeuw. Daaronder werd een oorijzer (een ijzeren klem die de muts stevig op het hoofd hield) gedragen. De mutstypes die we in de levende streekdracht nog kunnen tegenkomen, zijn de hul, kornet, keuvel en luifelmuts. Deze vier types ziet u hierbij in foto’s en tekeningen. De dik getekende lijnen geven de naden in de mutsen aan waardoor ze als soort kunnen worden onderscheiden. Het is erg jammer dat de levende streekdracht bezig is in hoog tempo te verdwijnen. Vooral de laatste twintig jaar is het aantal mensen dat nog een specifieke dracht draagt, heel snel verminderd. De voornaamste oorzaken liggen in het opheffen van een geografisch of geestelijk isolement (aanleg van wegen en dammen, veel meer informatie via de media) en de vaak gedwongen verandering van het traditionele beroep, bijvoorbeeld door de inpoldering van de Zuiderzee of door economische omstandigheden. Maar er is nu nog de kans om streekdrachten buiten musea te zien. In dit boek wil ik proberen uw bewondering te wekken voor de streekdrachten als levend onderdeel van de cultuurhistorie. Behalve een uitvoerige beschrijving van de streekdrachten en detailfoto’s van onderdelen, vindt u ook de namen van de musea die deze kostuums in hun verzameling hebben. Ook is aangegeven wanneer en waar u de meeste kans hebt de drachten in het gewone leven te kunnen zien. Deze informatie vindt u na elke regio. Tenslotte wordt een aantal mogelijkheden gegeven, hoe bepaalde aspecten van deze traditionele streekdrachten toegepast kunnen worden bij onze huidige kleding of op voorwerpen om ons heen. Als u intussen nieuwsgierig genoeg bent geworden om wat meer van de levende streekdrachten te zien, dan kan onze rondreis beginnen. Constance Nieuwhoff Unipers Amsterdam;  |
18. |
![]() |
Boeknummer: 00436
Zo zijn we getrouwd Historie -- Teteringen (2017) [ Fons de Weert, José van Nispen, Nico Haasdijk] Trouwboek van 'De Vlasselt' deel 2 zo zijn we getrouwd Heemkundekring 'De Vlasselt' nr.154 Zó zijn wij getrouwd (2) In de zomer van 2003 brachten we ons 'Trouwboek van De Vlasselt’ uit. Trouwfoto’s van mensen uit Terheijden,Wagenberg en Langeweg. Inmiddels zijn we 14 jaar verder. Het ‘oude’ trouwboek blijkt vaak een prima naslagwerk. (‘Kende gij..', en dan komt het boek...). Wij van de Vlasselt kregen dan ook geregeld het verzoek om te werken aan een deel 2. Er zijn de afgelopen 14 jaar (toch) nogal wat mensen getrouwd. En diegenen die niet in het vorige boek stonden kregen nu de gelegenheid. Dank aan José van Nispen en Nico Haasdijk voor het verzamelen en scannen van de foto’s. Fons de Weert deed de vormgeving. Wij hopen dat u er net zoveel plezier aan beleeft als bij het vorige boek. Het bestuur van de Vlasselt Heemkundekring De Vlasselt;  |
19. |
![]() |
Boeknummer: 00442
Onze dorpen in Vogelvlucht Historie -- Brabant, algemeen (2017) [Arnold Velders (foto's), Fons de Weert (vormgeving)] Onze dorpen in Vogelvlucht Heemkundekring 'De Vlasselt', nr 152 (2017) Onze dorpen in vogelvlucht Toen bij de herindeling Terheijden zijn zelfstandigheid ging verliezen, hebben wij verschillende attributen gekregen van diverse ambtenaren, waaronder een aantal luchtfoto’s. Die luchtfoto’s hebben we een keer op de Traaierie tentoongesteld en een groot aantal mensen aan de kraam waren zeer geïnteresseerd. Toen ook Arnold Velders een fiks aantal fraaie luchtfoto's van Terheijden en Wagenberg aanbood, was dat voor ons een teken om dit boekje te gaan uitgeven. Wij bedanken ook allen die een bijdrage hebben geleverd.. Wij hopen dat u er net zoveel plezier aan beleeft als toen de mensen bij onze kraam. Het bestuur van de Vlasselt Heemkundekring De Vlasselt;  |
20. |
![]() |
Boeknummer: 00484
Leven in Grootmoeders Tijd Historie -- Plattelands- en boerenleven (2007) [Ingeborg Wind] Leven in Grootmoeders Tijd Terra Lannoo BV;  |
21. |
![]() |
Boeknummer: 00601
Aanzien van Kerk en Godsdienst Religie -- Algemeen (1986) [Drs Gerard Klaasen] Kerk en Godsdienst in Nederland en Belgie 1945-1985 INHOUD INLEIDING AUTEUR 6 VOORWOORD PROF. DR. HAM. FIOLET 7 1945-1950 8 1951-1960 20 1961-1970 60 1971-1980 110 19X1-1985 160 OVERZICHT KERKEN EN GODSDIENSTEN 180 REGISTER 188 VERANTWOORDING VAN DE ILLUSTRATIES 192 INLEIDING De belangstelling voor godsdienst lijkt de laatste jaren weer toe te nemen. Godsdienst is weer terug van ‘een beetje weggeweest’. Bij velen is de antenne voor het religieuze weer hoger uitgestoken, al strijden wetenschappers nog over de vraag hoe onomkeerbaar deze religieuze herleving is. Hoe dan ook, de veronderstelling dat godsdienst en religie ook in Nederland en België weer meer in een behoefte voorzien, vormde de aanleiding tot het samenstellen van dit boek. In zo’n 170 pagina’s wordt een poging gewaagd om de veranderingen die zich de afgelopen veer- tig jaar in Nederland en België voltrokken ten aanzien van godsdienst en godsdienstige beleving, in beeld te brengen. De verzuilde samenleving van 1945 biedt qua godsdienstige uitmonstering een volstrekt andere aanblik dan die van 1985. De godsdienstige cultuur van direct na de Tweede We- reldoorlog, met haar scherp afgebakende levensbeschouwelijke erven, ruimde in de daaropvol- gende veertig jaar plaats in voor nieuwe geloofsinhouden en -vormen in onze tijd, met behoud van de oude, institutionele godsdiensten van toen. Sommige tradities en rituelen verdwenen, an- dere nieuwe religieuze modellen schoven aan. Daarvan tracht dit boek een eerste impressie te ge- ven, zonder enige pretentie van volledigheid te koesteren. Het is dan ook een fotoboek. Wél wil dit boek tonen dat geloof en Kerk hun handvatten ook in de maatschappij hebben. Een gods- dienstige uitstraling overstijgt de parochie of gemeente. Godsdienst heeft invloed op vrijwel al- le sectoren van de samenleving. De breed uitgestalde behoefte aan levensbeschouwelijke verdieping biedt een bonte verzameling aan religies met een gemeenschappelijk uitgangspunt: het geloof in ‘het hogere’, verweg of in ons- zelf, en het heeft in alle gevallen vertakkingen naar de samenleving. Daarom beperkt dit boek zich dan ook niet tot uitsluitend gods-diensten. Velen hebben aan de speurtocht naar — nóg treffender - illustraties voor dit boek bijgedragen. Een aparte en eervolle vermelding verdient daarbij Jac. B. Looijen - medewerker van het dagblad trouw en vroeger directeur van de Informatiedienst van de gereformeerde Kerken in Nederland -, die bovendien enige teksten met betrekking tot de reformatorische Kerken in de jaren ’50 en ’60 voor zijn rekening nam. Onder degenen aan wie ik verder hartelijke dank verschuldigd ben voor hun medewerking en mee- denken in diverse stadia van dit boek, noem ik Wim Haan van het Bezinningscentrum van de Vrije Universiteit te Amsterdam, prof. M.H. Gans, Bert Klei, Heinz Joosten, Eduard Hom en Paula Benda, en voor België Noël van Gansbeke van het Interdiocesaan Pastoraal Beraad en Geert Delbe- ke. Aan de lezer zelf ten slotte nu de ruimte voor herkenning, in goedof afkeuring, van het veelkleurige aanzien van Kerk en godsdienst, die zo’n belangrijke plaats in onze samenleving innemen. Gerard Klaasen Het Spectrum BV;  |